ECLI:NL:RBDHA:2023:11139
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en de gevolgen van WBV 2022/22
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar verweerder had niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser had op 14 september 2022 zijn asielaanvraag ingediend, en volgens de nieuwe regelgeving (WBV 2022/22) was de beslistermijn met negen maanden verlengd. Dit betekende dat verweerder uiterlijk op 14 december 2023 op de aanvraag moest beslissen. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van eiser op 15 maart 2023 te vroeg was ingediend, waardoor niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep.
Als gevolg hiervan verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak heeft implicaties voor de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken, aangezien deze met negen maanden zijn verlengd. Eiser betwistte de geldigheid van de verlenging van de beslistermijn en verzocht de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren en verweerder te dwingen alsnog een besluit te nemen. De rechtbank heeft echter besloten dat het beroep niet-ontvankelijk is, en deze uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier D.A.M. Delger.