Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.Inleiding
Share Purchase Agreement” van 11 mei 2021 (hierna: de SPA). [gedaagde] heeft een bedrag van € 250.000,- direct betaald. Het resterende deel van de koopsom van € 1,75 miljoen heeft [gedaagde] van IWC geleend. Deze lening is vastgelegd in een “
Vender Loan Agreement” van 11 mei 2021 (hierna: de VLA). Volgens de VLA had [gedaagde] het geleende bedrag, inclusief de contractuele rente, uiterlijk op 31 december 2021 aan IWC terugbetaald moeten hebben. Dit is niet gebeurd en IWC vordert in deze procedure dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt tot betaling van het geleende bedrag, inclusief de contractuele rente. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij niet tot die betaling gehouden is, omdat IWC niet heeft voldaan aan haar in de SPA neergelegde verplichting om ervoor te zorgen dat na de aandelenverkoop bepaalde certificaten en registraties die vereist zijn om producten van [bedrijf] op de markt te brengen, aan [bedrijf] worden overgedragen dan wel op naam van deze vennootschap worden gezet.
2.De procedure
3.De vordering
4.De beoordeling
the Purchaser” = de koper van de aandelen), IWC (“
the Seller”= de verkoper van de aandelen) en [bedrijf] (“
the Company” = de besloten vennootschap waarvan aandelen zijn verkocht door IWC aan [gedaagde]). De SPA heeft betrekking op de 50 aandelen die samen meergenoemde 24.51% van het aandelenkapitaal van [bedrijf] uitmaken. De overige 75.49% van de aandelen was reeds in handen van [gedaagde]. Na verkoop en levering van de 50 aandelen door IWC aan [gedaagde], is [gedaagde] dus (weer) eigenaar van alle aandelen in [bedrijf] geworden.
the Borrower” = de lener) en IWC (“
the Lender” = de uitlener). In de overwegingen (considerans) van de VLA is opgenomen dat partijen de SPA hebben gesloten en dat, overeenkomstig de bedingen van de SPA, van de koopprijs van de aandelen slechts een deel, namelijk € 250.000, door [gedaagde] is betaald. Verder staat daar vermeld:
daartegenover staande verplichtingenop te schorten. Met de gecursiveerde woorden heeft de wetgever tot uitdrukking willen brengen dat het moet gaan om corresponderende (hoofd)verplichtingen, zoals bij een koopovereenkomst de verplichting van de koper om de koopprijs te betalen staat tegenover de verplichting van de verkoper om het verkochte goed te leveren. De verplichting van [gedaagde] uit de VLA om het geleende bedrag, inclusief rente, binnen de overeengekomen termijn terug te betalen, staat niet tegenover de verplichting van IWC uit de SPA om
reasonable efforts(te verrichten)
to transfer and/or assign relevant certifications (NSF, ACS, CTGB) to the Company. Voor zover [gedaagde] haar beroep op opschorting van de terugbetalingsverplichting heeft gebaseerd op artikel 6:262 lid 1 BW, wordt dit beroep reeds om die reden verworpen.
de vordering van [bedrijf]op IWC heeft plaatsgevonden. De grondslag van die vordering van [bedrijf] is volgens [gedaagde] gelegen in artikel 6:162 BW: de nalatigheid van IWC (naar de rechtbank begrijpt: in verband met het bepaalde in art. 5.2.2 van de SPA) die geleid heeft tot het vervallen van de certificaten, vormt een onrechtmatige daad van IWC jegens [bedrijf] als gevolg waarvan [bedrijf] aanzienlijke schade heeft geleden. Dit betoog faalt. Een opschortingsrecht kan immers niet worden ontleend aan een (gestelde) vordering van een
andere(rechts)persoon op de schuldeiser.
the listing for the Oxiblu (...) is apparently not transferrable”, en bovendien vernieuwd moest worden, waarop de heer [naam] heeft geantwoord dat hij hier verder zelf achteraan zou gaan. De inhoud van het bericht van 17 juni 2021 wordt bevestigd door de NSF in een emailbericht van 4 november 2022 aan IWC (productie 12 van IWC):
“The NSF Certifications is not transferrerable. If a company purchases another company that is NSF Certified they can continue the certification but must requalify, and go through with the Audit. (...)”.Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit dit een en ander niet dat IWC ten aanzien van de NSF-certificaten onvoldoende heeft gedaan in het kader van de op haar rustende inspanningsverplichting ex artikel 5.2.2 van de SPA.
You can contact KAVB regarding the dispensation. We have sent a letter to KAVB and CTGB in order to inform them of the sale. The discussions with CTGB are still ongoing if the OxAgri falls within the BPR or PPPR.” Op verzoek van de heer [naam] heeft IWC vervolgens op 17 juni 2021 aan hem de contactpersonen doorgegeven van het CTGB en de KAVB [7] die het dossier Oxagri in portefeuille hebben (productie 16 van IWC). Hieruit heeft IWC mogen afleiden dat de heer [naam] of [gedaagde] verder zelf met betrokken instellingen een eventuele vrijstelling voor het op de markt brengen van OxAgri-producten zou bespreken, en ook dat, als voor het verkrijgen van die vrijstelling alsnog een specifieke handeling van IWC vereist was, dit aan IWC zou worden teruggekoppeld. Gesteld noch gebleken is dat dit is gebeurd. Tegen deze achtergrond kan niet worden geoordeeld dat IWC niet aan haar inspanningsverplichting uit artikel 5.2.2 van de SPA heeft voldaan.
the listing” van de producten OxAqua en OxAgra bij het ECA Consortium A/S (Denemarken), hierna het ECA, heeft IWC zich op het standpunt gesteld dat deze instelling niet wordt genoemd in artikel 5.2.2 van de SPA en dat reeds om die reden geen verplichting bestaat voor IWC om inspanningen te verrichten voor enige overdracht van een certificaat (of “
letter of access”) van het ECA aan [bedrijf]. [gedaagde] stelt daar tegenover dat de opsomming van instellingen in artikel 5.2.2 niet limitatief (maar voorbeeldsgewijs) is bedoeld en ook andere certificaten van soortgelijke instellingen daaronder zijn te begrijpen. De rechtbank laat deze kwestie in het midden omdat zij van oordeel is dat ook al zou artikel 5.2.2 van de SPA mede betrekking hebben op soortgelijke instellingen als het ECA, niet is komen vast te staan dat IWC tekortgeschoten is in de nakoming van deze verplichting voor wat betreft de overdracht van een certificaat aan of registratie op naam van [bedrijf] in verband met deze instelling. Uit de overgelegde correspondentie (productie 5, conclusie van antwoord) blijkt immers dat het ECA bereid was de registratie voor bedoelde producten over te schrijven op naam van [bedrijf] tegen betaling van een bedrag van € 5.000 aan (administratie)kosten. [gedaagde]/[bedrijf] hebben hier geen gevolg aan gegeven omdat zij van mening zijn dat deze kosten voor rekening van IWC zijn. De rechtbank is echter van oordeel dat uit artikel 5.2.2 van de SPA niet volgt dat IWC de kosten verbonden aan de overdracht van certificaten aan [bedrijf] voor haar rekening dient te nemen. [gedaagde] heeft niet, althans niet gemotiveerd gesteld dat en waarom partijen met “
reasonable efforts” ook het door IWC betalen van die kosten hebben bedoeld. Als dat de bedoeling was, had het voor de hand gelegen dat partijen dit met zoveel woorden (expliciet) in de SPA tot uitdrukking hadden gebracht. Dat is echter niet het geval. De rechtbank komt tot de conclusie dat het aan [gedaagde]/[bedrijf] zelf te wijten is dat bedoelde overdracht bij het ECA (kennelijk) niet tot stand is gekomen, nu zij hebben nagelaten de daaraan verbonden kosten te voldoen. Van een tekortkoming van IWC is op dit punt geen sprake.