ECLI:NL:RBDHA:2023:1106
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag en de oplegging van een dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 8 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser had op 10 april 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarop verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank had eerder, op 10 mei 2022, verweerder opgedragen om binnen negen weken een besluit te nemen, maar deze termijn is ongebruikt verstreken op 12 juli 2022. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond verklaard en wordt het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd.
Eiser heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen een besluit te nemen binnen twee weken en om een dwangsom van €250,- per dag op te leggen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. De rechtbank kan op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van eiser een opvolgende aanvraag betreft en dat er geen noodzaak is voor een hoorzitting. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit aan eiser bekendmaakt.
De rechtbank verbindt een dwangsom van €100 per dag aan de naleving van deze uitspraak, met een maximum van €7.500. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op €418,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.