In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Tunesische vreemdeling, eiser, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser was op 8 juni 2023 in bewaring gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 7 juli 2023 door verweerder is opgeheven, maar dat dit niet betekent dat de bewaring rechtmatig was. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt.
De rechtbank heeft overwogen dat de bewaring onrechtmatig was, omdat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in de overdracht van eiser aan Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Duitse autoriteiten al op 9 maart 2023 een claimakkoord hebben afgegeven, maar dat verweerder pas op 3 juli 2023 concrete stappen heeft ondernomen. Dit betekent dat de bewaring langer heeft geduurd dan redelijkerwijs nodig was, wat in strijd is met de Dublinverordening. De rechtbank heeft daarom het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 3.000,- aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 30 dagen.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.