ECLI:NL:RBDHA:2023:11018

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
NL23.4009
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 juni 2023, wordt het beroep van eiseres, die een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis heeft ingediend, behandeld. Eiseres heeft op 4 juli 2022 haar aanvraag ingediend, welke op 21 juli 2022 door verweerder is ontvangen. De wet vereist dat verweerder binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslist, maar deze termijn is door verweerder met drie maanden verlengd. Eiseres heeft verweerder op 24 januari 2023 in gebreke gesteld, maar het beroep is te vroeg ingediend omdat de termijn van twee weken in de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Desondanks oordeelt de rechtbank dat het beroep ontvankelijk is, omdat de termijn inmiddels is verstreken en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en verplicht verweerder om binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de proceskosten en het griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.4009
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis (de aanvraag).
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
3.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
Eiseres heeft op 4 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een mvv nareis. Verweerder heeft deze aanvraag op 21 juli 2022 ontvangen. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen.4 Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eiseres heeft verweerder op 24 januari 2023, door verweerder ontvangen op 26
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4 Dit staat in artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
januari 2023, in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn.
4. Eiseres is te vroeg in beroep gegaan. De termijn van twee weken die in de ingebrekestelling staat was namelijk nog niet voorbij toen eiseres het beroep indiende. De hoofdregel is dan dat het beroep niet-ontvankelijk is.
5. In dit geval beslist de rechtbank dat het beroep tóch ontvankelijk is, omdat de termijn inmiddels wel is verlopen en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen.
6. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.5 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.6
8. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.7 De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
9. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. Evenmin heeft verweerder gereageerd op de brief van de rechtbank van 4 april 2023, waarin verweerder is verzocht zich uit te laten over de voornoemde uitspraak van 17 maart 2023. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de zaak beslisklaar is en dat verweerder geen extra onderzoekshandelingen hoeft te verrichten om tot een zorgvuldige beslissing te komen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
10. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
11. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.8
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
8 Artikelen 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
12. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Conclusie en gevolgen
13. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen vier weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
14. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag te nemen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.