ECLI:NL:RBDHA:2023:1101
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over niet tijdig beslissen op asielaanvraag en veroordeling tot dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 20 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 28 december 2021 was ingediend. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken zonder dat verweerder een beslissing heeft genomen. Eiser heeft verweerder op 3 juli 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken voordat het beroep werd ingesteld. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep kennelijk gegrond is.
Eiser heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen binnen acht weken een besluit te nemen en om een dwangsom van €100 per dag op te leggen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500. De rechtbank oordeelt dat verweerder inderdaad een dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven. De rechtbank stelt dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt en dat een termijn van acht weken voor het nemen van een besluit passend is.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten moet worden veroordeeld, vastgesteld op €418,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een besluit bekend te maken op de asielaanvraag van eiser.