ECLI:NL:RBDHA:2023:10982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
10567828 EJ VERZ 23-77069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve beschikking inzake kindregeling en BEM-clausule voor minderjarige

In deze ambtshalve beschikking van de Rechtbank Den Haag, gegeven op 6 juli 2023, betreft de zaak de minderjarige [naam01], geboren op [geboortedatum01] 2020. De moeder van de minderjarige, [naam moeder01], is onder bewind gesteld vanwege verkwisting of problematische schulden. De bewindvoerder, [bewindvoerder01], heeft op 29 mei 2023 een verzoek ingediend om het bedrag dat de minderjarige ontvangt in het kader van de kindregeling toeslagenaffaire op te nemen. De kantonrechter heeft op basis van artikel 1:344 lid 2 BW besloten dat het geld dat de minderjarige ontvangt, op een rekening met een BEM-clausule moet worden gestort. Deze clausule zorgt ervoor dat het geld geblokkeerd blijft tot de minderjarige meerderjarig is, en kan alleen met toestemming van de kantonrechter worden opgenomen. De kantonrechter heeft de moeder opgedragen om vóór 16 augustus 2023 bewijs te leveren dat de rekening van de minderjarige is voorzien van de BEM-clausule. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. D. de Loor, kantonrechter, en biedt de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
AD
Vb.nr.: [nummer01]
Zaaknr.: 10567828 EJ VERZ 23-77069
Ambtshalve gegeven beschikking van de kantonrechter
in de zaak met betrekking tot de minderjarige:
[naam01] ,geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [postcode01] [plaats01] , [adres01] ,
hierna te noemen: de minderjarige.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt uitgeoefend door de moeder:
[naam moeder01] ,
wonende te [postcode01] [plaats01] , [adres01] ,
hierna ook te noemen: de moeder van de minderjarige.

1.De overwegingen

1.1.
De moeder van de minderjarige is op 22 april 2021 onder bewind gesteld vanwege verkwisting of het hebben van problematische schulden. Thans is de bewindvoerder [bewindvoerder01] , maat van [naam bewindvoerder01] , t.h.o.d.n. [naam bewindvoerder02] . De bewindvoerder heeft op 29 mei 2023 een verzoek gedaan om het bedrag dat de minderjarige conform de kindregeling toeslagenaffaire ontvangt op te nemen, althans een deel daarvan.
1.2.
Op grond van artikel 1:344 lid 2 BW kan de kantonrechter aanwijzingen geven over de wijze waarop spaarbankboekjes en gelden van de minderjarigen moeten worden bewaard.
1.3.
Dit geld is bedoeld voor de minderjarige en zal dus ook op een rekening van de minderjarige gestort dienen te worden. De kantonrechter is van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is om aan de moeder van de minderjarigen een aanwijzing te geven, inhoudende dat het geld dat de minderjarige ontvangt vanuit de toeslagenaffaire op een rekening met een zogenaamde BEM-clausule op naam van de afzonderlijke minderjarige moet worden gestort. Door de BEM-clausule wordt het op die rekening gestorte bedrag geblokkeerd tot het moment waarop de minderjarige meerderjarig wordt. Tijdens de minderjarigheid kan het bedrag alleen met toestemming van de kantonrechter worden opgenomen. De kantonrechter beslist daarom als volgt.

2.De Beslissing

De kantonrechter:
- geeft aan de moeder van de minderjarige een aanwijzing, inhoudende dat het bedrag dat de minderjarige ontvangt inzake de kindregeling toeslagenaffaire, te weten € 10.000,-- op een rekening met een zogenaamde BEM-clausule op naam van de afzonderlijke minderjarige dient te worden gestort;
- bepaalt dat de moeder van de minderjarige vóór 16 augustus 2023 aan de kantonrechter
kopieën van de rekening van de minderjarige dient toe te zenden waaruit blijkt dat de rekening van de minderjarige is voorzien van de hierboven omschreven BEM-clausule;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. de Loor, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op … juli 2023, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a door de verzoek(st)er en door de in de procedure verschenen belanghebbenden,
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of
nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.