ECLI:NL:RBDHA:2023:10914

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
NL23.4687
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. Krikke, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiser heeft betwist dat de beslistermijn geldig was verlengd door verweerder met de WBV 2022/22 en heeft verzocht om het beroep gegrond te verklaren en verweerder te verplichten alsnog een besluit te nemen, met een rechterlijke dwangsom.

De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 28 juli 2022 ingediend, en de rechtbank oordeelt dat de beslistermijn met negen maanden is verlengd door de WBV 2022/22. Hierdoor was de ingebrekestelling van 30 januari 2023 te vroeg ingediend, wat betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft verwezen naar een eerdere uitspraak van 24 maart 2023 ter onderbouwing van haar beslissing.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat eiser niet in zijn verzoek wordt ontvangen. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en griffier D.A.M. Delger, en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.4687
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser vindt daarom dat verweerder met de WBV 2022/223 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 maart 2023.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser heeft op 28 juli 2022 zijn asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiser valt dus onder het toepassingsbereik van de
WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 28 oktober 2023 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 30 januari 2023 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.