ECLI:NL:RBDHA:2023:10882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
NL23.14376 en NL23.14377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een procedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende vreemdeling, een asielaanvraag had ingediend. De aanvraag was gedaan op 15 januari 2023, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van de Eurodac-gegevens, waaruit bleek dat de eiser eerder in België asiel had aangevraagd, waardoor België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag.

Bij brief van 31 mei 2023 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken, wat resulteerde in een MOB-melding. De rechtbank heeft de gemachtigde van de eiser gevraagd om te reageren op deze melding, maar de gemachtigde gaf aan dat er sinds 30 mei 2023 geen contact meer was geweest met de eiser. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de eiser kennelijk geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn asielaanvraag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens vaste rechtspraak, een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken in beginsel niet langer prijs stelt op de door hem verzochte bescherming. Gezien de omstandigheden heeft de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.14376 en NL23.14377
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer / de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], eiser / verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Koning),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

ProcesverloopBij besluit van 11 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 18 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren hierbij, met voorafgaande mededeling, niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank/voorzieningenrechter het onderzoek gesloten en onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1988 en heeft de Algerijnse nationaliteit. Op 15 januari 2023 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Uit Eurodac is gebleken dat eiser eerder in België asiel heeft aangevraagd. Volgens verweerder is België daarom verantwoordelijk voor eisers asielaanvraag. Verweerder heeft eisers asielaanvraag daarom niet in behandeling genomen. [1]
2. Verweerder heeft de rechtbank/voorzieningenrechter bij brief van 31 mei 2023 bericht dat eiser/verzoeker met onbekende bestemming is vertrokken (MOB-melding). Verweerder verwijst naar de bij die brief gevoegde printscreen, waaruit blijkt dat eiser/verzoeker op 12 mei 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Het is verweerder niet gebleken dat eiser zich inmiddels weer heeft gemeld. De rechtbank/voorzieningenrechter ziet zich daarom allereerst voor de vraag gesteld of eiser/verzoeker nog procesbelang heeft.
3. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [2] dient er in het geval dat een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken in beginsel vanuit te worden gegaan dat de vreemdeling niet langer prijs stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. De rechtbank/voorzieningenrechter heeft de gemachtigde van eiser/verzoeker gevraagd om voor de zitting te reageren op de MOB-melding van verweerder. De gemachtigde heeft laten weten dat, hoewel hij eerder telefonisch contact had met eiser, dit contact er vanaf 30 mei 2023 niet meer is.
5. De rechtbank/voorzieningenrechter is, gelet op de MOB-melding en de reactie hierop van de gemachtigde van eiser/verzoeker, van oordeel dat eiser/verzoeker kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland en geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, bestaat geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Deze wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank/voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2023 door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarbij is beslist op het beroep, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.