ECLI:NL:RBDHA:2023:10880

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15793 en NL23.15794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een procedure waarbij de eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, betrokken was. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris was afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser had eerder asiel aangevraagd en stelde dat hij bedreigd werd door zijn familie in Tunesië vanwege zijn relatie met een vrouw, die in 2022 vermoord zou zijn door haar vader. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 juni 2023, maar de eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was wel vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft overwogen dat de eiser geen procesbelang meer heeft, omdat hij met onbekende bestemming is vertrokken en zijn gemachtigde heeft aangegeven geen contact meer met hem te hebben. Dit leidt tot de conclusie dat de eiser geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Daarom heeft de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen reden meer was om deze te treffen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking. De rechtbank heeft de relevante juridische bepalingen uit de Vreemdelingenwet 2000 in acht genomen bij haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.15793 en NL23.15794
uitspraak van de enkelvoudige kamer / voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker] , eiser / verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Beket).

ProcesverloopBij besluit van 22 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn hierbij, met voorafgaande mededeling, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1991 en heeft de Tunesische nationaliteit. Eiser heeft voor het eerst asiel aangevraagd in Nederland op 31 oktober 2021. Hij heeft toen aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij een relatie had met [naam] sinds eind 2012 en dat zij in 2013 zwanger was geraakt van hem. Vervolgens werd hij door de vader van [naam] met de dood bedreigd. Verweerder heeft dit geloofwaardig gevonden, maar heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de Tunesische autoriteiten hem niet wilden of konden beschermen. Bij besluit van 25 januari 2022 is eisers asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit staat in rechte vast. Op 3 mei 2023 heeft eiser opnieuw asiel aangevraagd. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in 2012 mishandeld is door zijn broers vanwege zijn relatie met [naam] . Ook is [naam] in april 2022 vermoord door haar vader en ontvangt eiser nog steeds bedreigingen van de familie van [naam] .
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • mishandeling door familie in 2012;
  • dood van [naam] in 2022 en bedreigingen.
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig gevonden. Dat eisers broers hem mishandeld zouden hebben in 2012, heeft verweerder niet geloofwaardig gevonden. Eiser heeft dit tijdens zijn vorige aanvraag niet naar voren gebracht en hij heeft hier tegenstrijdig over verklaard. Ook vindt verweerder het niet geloofwaardig dat [naam] in april 2022 vermoord is door haar vader en eiser nog steeds bedreigingen ontvangt. Eiser weet niet precies wanneer zij vermoord is en het is niet aannemelijk dat [naam] vader haar tien jaar na haar zwangerschap nog om deze reden zou vermoorden. De bedreigingen heeft eiser niet onderbouwd, terwijl hij deze via Facebook zou hebben ontvangen. Ook heeft eiser tegenstrijdig verklaard over het aantal broers van [naam] en kan hij niet precies benoemen wanneer de bedreigingen geuit zijn. Eiser is afkomstig uit een veilig land van herkomst en er is sprake van een opvolgende aanvraag die niet niet-ontvankelijk is verklaard. Daarom heeft verweerder eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser stelt dat hij zeer gedetailleerd heeft verklaard over de mishandeling in 2012 door zijn vader en zijn broers. Zijn gebit is toen gebroken en daarna in de polikliniek hersteld. Verweerder heeft eiser ten onrechte tegengeworpen dat hij niet precies weet wanneer [naam] vermoord is. Hij heeft dit gehoord van zijn moeder, die analfabeet is en niet de precieze datum weet. Daarnaast heeft de vader van [naam] haar niet vermoord vanwege de zwangerschap van tien jaar geleden, maar omdat zij nog steeds aan eiser bleef hangen. Eiser loopt bij terugkeer naar Tunesië een reëel risico op ernstige schade van de zijde van [naam] familie, zijn eigen familie, zijn sociale omgeving en de autoriteiten die hem hiertegen niet zullen beschermen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. Op 20 juni 2023 heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat er in dat geval in beginsel vanuit gegaan mag worden dat de vreemdeling niet langer prijs stelt op de door hem gezochte bescherming. [2] Dat is alleen anders als een vreemdeling laat weten nog contact te onderhouden met zijn gemachtigde. Op 22 juni 2023 heeft eisers gemachtigde laten weten geen contact meer te hebben met eiser. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland en daarom geen procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, bestaat er geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr.M.C. Bakker, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en g van de Vw.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.