In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de asielaanvraag van eiser, die eerder in dat land asiel had aangevraagd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen kon worden, omdat het verzoek om heroverweging aan Oostenrijk te laat was ingediend. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij langer dan drie maanden in Turkije heeft verbleven, wat een voorwaarde is voor de terugnameverplichting van Oostenrijk onder de Dublinverordening. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.