ECLI:NL:RBDHA:2023:10870
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een exploitatievergunning
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaarschrift beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de verlening van een exploitatievergunning aan een derde-belanghebbende door de burgemeester van Midden-Delfland. Het primaire besluit tot verlening van de vergunning vond plaats op 8 april 2022, maar de burgemeester verklaarde het bezwaar van eiser op 27 december 2022 kennelijk niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend.
De rechtbank constateert dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. Eiser betwistte dat het primaire besluit op 12 april 2022 aan de vergunninghouder was verzonden en stelde dat de publicatie in het gemeenteblad op 21 april 2022 niet de verzenddatum vermeldde, waardoor hij niet op de hoogte was van de termijn. De rechtbank oordeelt echter dat de publicatie in het gemeenteblad voldoende informatie bevatte voor eiser om tijdig bezwaar te maken.
De rechtbank concludeert dat de overschrijding van de bezwaartermijn terecht niet verschoonbaar is geacht door verweerder. Eiser had geen reden om aan te nemen dat de termijn later zou aanvangen dan op 13 april 2022. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat verweerder de kosten van de procedure niet hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier J.F. Janmaat, en is openbaar uitgesproken op 27 juli 2023.