ECLI:NL:RBDHA:2023:10856
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiser, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiser had zijn asielaanvraag op 16 september 2021 ingediend en de beslistermijn was verlengd met negen maanden op 8 maart 2022. Hierdoor viel de aanvraag onder de WBV 2022/22, wat betekende dat de beslistermijn nog niet was verstreken toen eiser op 19 december 2022 verweerder in gebreke stelde. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend, waardoor niet voldaan was aan de voorwaarden voor het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken, aangezien deze met negen maanden zijn verlengd. Eiser betwistte de geldigheid van de verlenging van de beslistermijn door verweerder en verzocht de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren en verweerder te dwingen alsnog een besluit te nemen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.