ECLI:NL:RBDHA:2023:10773

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
C/09/647964 / KG ZA 23/418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over medewerking aan levering perceel en verwijdering van schutting tussen buren

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, aangeduid als [eisende partij sub 1 c.s.], een vordering ingesteld tegen gedaagde, aangeduid als [gedaagde], met betrekking tot de uitvoering van een eerder vonnis van de rechtbank. De eisers zijn sinds 1995 eigenaar van een perceel grond en hebben in 2021 meerdere percelen van de gemeente gekocht. Gedaagde heeft echter een verklaring voor recht gevorderd dat hij door verjaring eigenaar is geworden van een deel van het perceel van eisers. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak bepaald dat eisers medewerking moeten verlenen aan de levering van een driehoekig stuk grond en de schutting moeten verwijderen. Gedaagde heeft vervolgens dwangsommen opgelegd gekregen voor het niet naleven van deze veroordelingen.

In het kort geding vorderen eisers dat de executie van de dwangsommen wordt gestaakt, omdat zij menen dat zij aan de veroordelingen hebben voldaan. Gedaagde daarentegen stelt dat eisers niet hebben voldaan aan de verplichtingen uit het vonnis, wat hen dwangsommen heeft doen verbeuren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eisers niet op correcte wijze hebben meegewerkt aan de levering van het driehoekje grond en dat de schuttingpalen niet zijn verwijderd, wat in strijd is met de eerdere uitspraak. De vorderingen van eisers zijn afgewezen, terwijl de vorderingen van gedaagde in reconventie zijn toegewezen, wat betekent dat eisers alsnog moeten meewerken aan de notariële akte van verjaring en de schuttingpalen moeten verwijderen.

De voorzieningenrechter heeft de kosten van de procedure aan eisers opgelegd, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld. Dit vonnis is uitgesproken op 22 juni 2023 door de voorzieningenrechter en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/647964 / KG ZA 23/418
Vonnis in kort geding van 22 juni 2023
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] ,

2.
[eisende partij sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. G.J.M. de Jager te Rotterdam,
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R. El Gamali te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eisende partij sub 1 c.s.] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 mei 2023 met producties;
- de van de zijde van [gedaagde] overgelegde producties tevens houdende een aankondiging eis in reconventie;
- de op 8 juni 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eisende partij sub 1 c.s.] zijn sinds 2 augustus 1995 eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente [Gemeente] , [sectieletter 1] , nummer [I] (hierna: perceel [I] ). Ook hebben [eisende partij sub 1 c.s.] het perceel daarachter, perceel gemeente [Gemeente] , [sectieletter 2] , nummer [II] (hierna: perceel [II] ) in gebruik gehad. Op 27 juli 2021 zijn [eisende partij sub 1 c.s.] eigenaar geworden van de percelen gemeente [Gemeente] , [sectieletter 1] , nummer [IIIa] , [IIIb] en van perceel [III] . Zij hebben deze percelen van de gemeente gekocht.
2.2.
[gedaagde] heeft vervolgens bij deze rechtbank een verklaring voor recht gevorderd inhoudende dat hij door bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van een deel van perceel [II] en dat perceel [III] een openbare weg is die door [eisende partij sub 1 c.s.] openbaar gehouden moet worden. De rechtbank heeft bij mondelinge uitspraak van 28 november 2022 (nader uitgewerkt in het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak) (hierna: het vonnis) onder meer als volgt beslist:
2.3.
Op 20 december 2022 heeft de advocaat van [gedaagde] [eisende partij sub 1 c.s.] verzocht om binnen een maand medewerking te hebben verleend aan notariële levering van het driehoekje grond van perceel [II] .
2.4.
[eisende partij sub 1 c.s.] hebben vóór 28 december 2022 de verticale schuttingplanken van de op perceel [III] geplaatste schutting verwijderd, maar de schuttingpalen (waar de schutting tegen steunde, c.q. aan bevestigd was) hebben zij laten staan.
2.5.
Op 28 december 2022 heeft de advocaat van [eisende partij sub 1 c.s.] de advocaat van [gedaagde] bericht dat [eisende partij sub 1 c.s.] medewerking zullen verlenen aan de levering van:
“een driehoek die – gegeven de foto’s waarnaar de rechtbank verwijst – begrensd wordt (vanaf LKK [III] bezien) door een lijn op de grens tussen de percelen [III] en [II] die loopt van de door de rechter met een pijl gemarkeerde paal (overeenkomend met het eerste hoekpunt van de driehoek) naar het water (overeenkomend met het tweede hoekpunt van de driehoek, een lijn die ongeveer overeenkomt met de oeverlijn naar de laatste paal (dichtsbij het water) van de huidige schutting (overeenkomend met het derde hoekpunt van de driehoek) en ten slotte een lijn die het eerste en het derde hoekpunt verbindt.”
De advocaat van [eisende partij sub 1 c.s.] heeft in dit verband gewezen op de volgende tekening:
2.6.
Bij exploot van 2 februari 2023 heeft de deurwaarder namens [gedaagde] het vonnis aan [eisende partij sub 1 c.s.] betekend. Aan [eisende partij sub 1 c.s.] is het bevel gedaan om direct aan de veroordeling in 2.3 van de beslissing van het vonnis (levering van het driehoekje grond van perceel [II] ) en het gebod in 2.5 van de beslissing van het vonnis (verwijdering van de schutting) te voldoen, waarbij hen is meegedeeld dat als zij daaraan niet voldoen, zij een dwangsom verbeuren van € 100,- per dag dat zij daarmee in gebreke blijven. Ook is aan [eisende partij sub 1 c.s.] het bevel gedaan om binnen twee dagen de proceskosten van € 1.525,- te voldoen.
2.7.
Bij exploot van 21 mei 2023 heeft de deurwaarder namens [gedaagde] aan [eisende partij sub 1 c.s.] onder meer bevel gedaan om onmiddellijk een bedrag aan € 20.000,- aan verbeurde dwangsommen en een bedrag van € 1.525,- aan proceskosten te voldoen, met aanzegging dat bij niet voldoening [gedaagde] zal overgaan tot tenuitvoerlegging van de betekende titel door onder meer inbeslagneming en openbare verkoop van de roerende en eventuele onroerende zaken van [eisende partij sub 1 c.s.]
2.8.
[eisende partij sub 1 c.s.] zijn in hoger beroep gekomen van het vonnis.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisende partij sub 1 c.s.] vorderen – zakelijk weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. [gedaagde] te gebieden om de executie van de dwangsommen en de proceskosten ingevolge het vonnis van 28 november 2022 in de procedure met kenmerk C/09/627146 / HA ZA 22/284 te staken en gestaakt te houden om reden i) dat is voldaan aan de veroordeling (onderdelen 2.5 en 2.6 van het vonnis) en om reden ii) dat aan de veroordeling geen gevolg gegeven kan worden, omdat het rechtsfeit zich al heeft voorgedaan (onderdeel 2.3 van het vonnis);
II. althans, als de voorzieningenrechter het onder I ii) gevorderde niet volgt, te verstaan dat [eisende partij sub 1 c.s.] binnen zeven dagen na ontvangst van een nieuwe notariële verklaring medewerking zal verlenen aan de inschrijving van deze notariële verklaring omtrent het perceelsgedeelte van perceel [II] , welke verklaring als uitgangspunt heeft de intekening en berekening zoals weergegeven in de bijlage bij productie 10 van de dagvaarding;
III. [gedaagde] te gebieden aan [eisende partij sub 1 c.s.] binnen drie dagen na inschrijving in de kadastrale registers van de onder II bedoelde notariële verklaring, een verklaring zal verstrekken dat [eisende partij sub 1 c.s.] tijdig en (geheel) correct heeft voldaan aan onderdeel 2.3 van het vonnis en dat hiervoor (dan) door [eisende partij sub 1 c.s.] geen dwangsommen zijn/worden verbeurd;
IV. [gedaagde] te gebieden aan [eisende partij sub 1 c.s.] binnen drie dagen na datum van dit vonnis een verklaring te verstrekken dat [eisende partij sub 1 c.s.] tijdig en (geheel) correct heeft voldaan aan 2.5 van het vonnis en dat hiervoor door [eisende partij sub 1 c.s.] geen dwangsommen zijn/worden verbeurd;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde] (in voorkomend geval) geen gevolg geeft aan de geboden onder III en IV, zulks tot een maximum van € 10.000,- per gebod;
Subsidiair:
V. althans, [gedaagde] te gebieden de executie te beperken tot de invordering van een bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
In beide gevallen:
VI. [gedaagde] te veroordeling tot betaling van de kosten van de procedure.
3.2.
Daartoe voeren [eisende partij sub 1 c.s.] – samengevat – het volgende aan.
[eisende partij sub 1 c.s.] hebben voldaan aan het vonnis door de schutting te verwijderen en de proceskosten te betalen, terwijl niet aan een notariële levering meegewerkt kan worden omdat het rechtsfeit (de rechtsovergang van het deel grond door verjaring) zich al heeft voorgedaan, zodat geen dwangsommen zijn verbeurd. Als er wel een akte moet worden ingeschreven om te voldoen aan de veroordeling in 2.3 van het vonnis, dan geldt dat moet worden aangesloten bij ‘het driehoekje’ zoals geschetst in de bijlage bij productie 10, en niet bij het driehoekje zoals [gedaagde] dat voor ogen heeft.
3.3.
[gedaagde] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eisende partij sub 1 c.s.] te veroordelen om binnen één week na een daartoe strekkend verzoek van [gedaagde] mee te werken aan het opmaken van een notariële akte van verjaring van het driehoekje grond van perceel [II] , als bedoeld achter randnummer 2.2, 3.4 t/m 3.6 van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 november 2022 van de rechtbank Den Haag (met zaak/rolnummer: C/09/627146 / HA ZA 22/284) en het inschrijven van die akte in de openbare registers, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [eisende partij sub 1 c.s.] daarmee in gebreke blijven;
II. [eisende partij sub 1 c.s.] te veroordelen om de schutting, waaronder de schuttingpalen, binnen één week te verwijderen voor zover die zich bevindt op het perceel [III] , op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat zij daarmee in gebreke blijven;
III. [eisende partij sub 1 c.s.] te veroordelen in de (na)kosten van de van de procedure.
3.5.
Daartoe voert [gedaagde] – samengevat – het volgende aan.
[eisende partij sub 1 c.s.] hebben niet voldaan aan het vonnis van de rechtbank Den Haag, zodat zij dwangsommen verschuldigd zijn geraakt. Nu deze zijn volgelopen, heeft [gedaagde] belang bij de oplegging van nieuwe dwangsommen als prikkel tot nakoming.
3.6.
[eisende partij sub 1 c.s.] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

4.1.
In een executiegeschil als het onderhavige, waarbij het in de kern gaat om de vraag of [eisende partij sub 1 c.s.] hebben voldaan aan het vonnis (en dus geen, of juist wel, dwangsommen verschuldigd zijn), heeft de voorzieningenrechter niet tot taak de door de bodemrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen, maar dient hij zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals dit door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de voorzieningenrechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen.
4.2.
Ter zitting is namens [gedaagde] te kennen gegeven dat [eisende partij sub 1 c.s.] wel tijdig hebben voldaan aan betaling van de proceskosten, zodat de vraag of dit onderdeel van het vonnis (de beslissing in 2.6) is nagekomen niet langer tussen partijen in geschil is.
Inschrijving van ‘het driehoekje’
4.3.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding eerst het centrale geschilpunt tussen partijen te beoordelen, namelijk de vraag of [eisende partij sub 1 c.s.] op correcte wijze hebben willen meewerken aan de levering (waarover hierna onder randnummer 4.4. meer) van ‘het driehoekje’. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Gelet op de definiëring van ‘het driehoekje’ zoals dit volgt uit overwegingen 3.4. tot en met 3.6. van het vonnis, in combinatie met de foto’s waarnaar de rechtbank in de beslissing heeft verwezen, had het [eisende partij sub 1 c.s.] duidelijk moeten zijn dat het als ‘driehoekje’ gedefinieerde deel van perceel [II] niet duidt op een driehoek in de strikte (meetkundige) zin van het woord. Hun verwijzing in dat verband naar de tekening als bijlage bij de e-mail van 28 december 2022 en productie 10 bij de dagvaarding, gaat dan ook niet op. Gelet op de door de rechtbank gegeven omschrijving van de lange zijde van ‘het driehoekje’ in overweging 3.4. van het vonnis, waarin deze is geduid als “
aan één zijde begrensd door de destijds door [Naam] en later door [eisende partij sub 1 c.s.] geplaatste erfafscheiding’, moet het ook voor [eisende partij sub 1 c.s.] helder zijn geweest dat de lange zijde van het driehoekje loopt tot aan en langs de erfafscheiding. Deze lijn is dus geen kaarsrechte lijn zoals in een meetkundige driehoek. [gedaagde] heeft in dit verband verwezen naar de bijlage bij de conceptakte ‘verklaring van verjaring’ van 16 maart 2023 (productie 6 [gedaagde] ), waarin het driehoekje rechts van de groen ingetekende lijn staat ingetekend. Die aanduiding komt de voorzieningenrechter juist voor.
4.4.
Partijen zijn het erover eens dat als gevolg van de gegeven verklaring voor recht dat [gedaagde] door verjaring eigenaar is geworden van ‘het driehoekje grond van perceel [II] ’ een feitelijke levering daarvan niet kan plaatsvinden, zodat de beslissing in 2.3 van het vonnis in zoverre niet kan worden nagekomen. [gedaagde] heeft er echter met juistheid op gewezen dat het doel en de strekking van deze beslissing in redelijkheid niet anders kan worden begrepen dan dat [eisende partij sub 1 c.s.] er hun medewerking aan moeten verlenen dat uit de openbare registers zal blijken van het eigenaarschap van [gedaagde] . Nu dat bereikt kan worden door inschrijving van een akte van verjaring (artikel 3:17 BW lid 1, onder i), zoals opgesteld door de door [gedaagde] ingeschakelde notaris, moet het [eisende partij sub 1 c.s.] duidelijk zijn geweest dat de veroordeling tot medewerking zag op een dergelijke inschrijving.
Verwijdering van de schutting
4.5.
De rechtbank heeft [eisende partij sub 1 c.s.] veroordeeld tot verwijdering van de geplaatste schutting. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben de verticale planken (en de verbindende delen) van de schutting verwijderd, maar de palen hebben zij laten staan. Zij hebben aangevoerd te hebben voldaan aan de veroordeling door de schutting te verwijderen, en dat het hen vrij staat palen op hun perceel te hebben staan. Ook hebben zij aangevoerd dat zij met het laten staan van deze palen voldoen aan hun schadebeperkingsverplichting, nu zij in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis, zodat zij, mocht dit hoger beroep gunstig uitvallen, minder kosten hoeven maken om de schutting weer terug te plaatsen. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en erop gewezen dat de rechtbank hen heeft veroordeeld tot het verwijderen van de schutting, waaronder de schuttingpalen moeten worden begrepen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [gedaagde] hier het gelijk aan zijn zijde. De rechtbank heeft beslist dat de ‘inmiddels geplaatste schutting’ moet worden verwijderd. Er zijn in het vonnis geen aanknopingspunten te vinden dat de schuttingpalen (de steunende elementen die deel uitmaken van de schuttingsconstructie) hiervan mogen worden uitgezonderd. De omstandigheid dat [gedaagde] er wel gewoon langs kan lopen, leidt niet tot een ander oordeel. Door de palen te laten staan is er enige mate van belemmering voor [gedaagde] blijven bestaan. Het beroep op een schadebeperkingsverplichting rechtvaardigt niet de gedeeltelijke niet-nakoming van het door de rechtbank gegeven oordeel.
Vordering verbod executie van de dwangsommen
4.6.
Gelet op het voorgaande geldt dat het door [eisende partij sub 1 c.s.] in conventie onder I. gevorderde verbod om de executie van de dwangsommen ingevolge het vonnis te staken en gestaakt te houden omdat is voldaan aan de veroordeling onder 2.5 van het vonnis, en omdat geen gevolg gegeven kan worden aan de veroordeling onder 2.3 van het vonnis, zal worden afgewezen. Het in conventie gevorderde onder II., III. en IV. zal eveneens worden afgewezen, nu deze vorderingen zich niet verhouden met de betekenis die de rechtbank aan ‘het driehoekje’ en ‘de schutting’ heeft gegeven.
Matiging dwangsommen?
4.7.
Subsidiair hebben [eisende partij sub 1 c.s.] gevorderd dat het [gedaagde] wordt geboden de executie te beperken tot de invordering van een bedrag dat de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren. Ook dit deel van de vordering komt niet voor toewijzing in aanmerking. Alleen de dwangsomrechter heeft de bevoegdheid de dwangsom te verminderen op de voet van het bepaalde in artikel 611d Rv. Hier kan dus in het midden blijven of een ‘onmogelijkheid’ in de zin van die wettelijke bepaling zich voordoet. Voor matiging van een dwangsom op grond van de redelijkheid en billijkheid biedt de wettelijke regeling geen ruimte, indien dat is waarop [eisende partij sub 1 c.s.] doelen (zie onder meer: Hof Den Haag 11 april 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2044).
Veroordeling medewerking opmaken notariële akte en verwijdering schutting
4.8.
Nu de vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] worden afgewezen, omdat zij niet hebben voldaan aan het vonnis van de rechtbank, komen de vorderingen in reconventie van [gedaagde] , die zien op de nakoming daarvan, te weten medewerking aan het opmaken van een notariële akte van verjaring (vordering onder I.) en veroordeling tot verwijdering van de schuttingpalen (vordering onder II.) voor toewijzing in aanmerking. Anders dan [eisende partij sub 1 c.s.] hebben aangevoerd kunnen deze veroordelingen wel worden versterkt met een dwangsom, op te leggen door de voorzieningenrechter. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
4.9.
[eisende partij sub 1 c.s.] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding in conventie en in reconventie. Onder de proceskosten (in reconventie) vallen ook de nakosten die in dit geval afzonderlijk zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend.
De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden betaald binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is [eisende partij sub 1 c.s.] de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eisende partij sub 1 c.s.] om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan [gedaagde] te betalen, tot dusverre aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.393,-, waarvan € 1.079,- aan salaris advocaat en € 314,- aan griffierecht;
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eisende partij sub 1 c.s.] om binnen één week na een daartoe strekkend verzoek van [gedaagde] mee te werken aan het opmaken van een notariële akte van verjaring van het driehoekje grond van perceel [II] , als bedoeld in randnummer 2.2, 3.4 t/m 3.6 van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 28 november 2022 van de rechtbank Den Haah (zaak/rolnummer: C/09627146 / HA ZA 22/284) en nader uitgewerkt in de kadastrale tekening als bijlage bij de notariële concept-akte van 16 maart 2023 (productie 6 van de zijde van [gedaagde] ), en het inschrijven van deze akte in de openbare registers, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [eisende partij sub 1 c.s.] hiermee in gebreke blijven, met een maximum van € 5.000,-;
5.4.
veroordeelt [eisende partij sub 1 c.s.] om binnen een week na betekening van dit vonnis de schuttingpalen te verwijderen die zich bevinden op perceel [III] , op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijven, met een maximum van € 5.000,-;
5.5.
veroordeelt [eisende partij sub 1 c.s.] om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan [gedaagde] te betalen, tot dusverre aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 539,50, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.9, en bepaalt dat [eisende partij sub 1 c.s.] bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd is, op de wijze zoals onder 4.9 vermeld;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet op 22 juni 2023.
ddg