In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, aangeduid als [eisende partij sub 1 c.s.], een vordering ingesteld tegen gedaagde, aangeduid als [gedaagde], met betrekking tot de uitvoering van een eerder vonnis van de rechtbank. De eisers zijn sinds 1995 eigenaar van een perceel grond en hebben in 2021 meerdere percelen van de gemeente gekocht. Gedaagde heeft echter een verklaring voor recht gevorderd dat hij door verjaring eigenaar is geworden van een deel van het perceel van eisers. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak bepaald dat eisers medewerking moeten verlenen aan de levering van een driehoekig stuk grond en de schutting moeten verwijderen. Gedaagde heeft vervolgens dwangsommen opgelegd gekregen voor het niet naleven van deze veroordelingen.
In het kort geding vorderen eisers dat de executie van de dwangsommen wordt gestaakt, omdat zij menen dat zij aan de veroordelingen hebben voldaan. Gedaagde daarentegen stelt dat eisers niet hebben voldaan aan de verplichtingen uit het vonnis, wat hen dwangsommen heeft doen verbeuren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eisers niet op correcte wijze hebben meegewerkt aan de levering van het driehoekje grond en dat de schuttingpalen niet zijn verwijderd, wat in strijd is met de eerdere uitspraak. De vorderingen van eisers zijn afgewezen, terwijl de vorderingen van gedaagde in reconventie zijn toegewezen, wat betekent dat eisers alsnog moeten meewerken aan de notariële akte van verjaring en de schuttingpalen moeten verwijderen.
De voorzieningenrechter heeft de kosten van de procedure aan eisers opgelegd, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld. Dit vonnis is uitgesproken op 22 juni 2023 door de voorzieningenrechter en is uitvoerbaar bij voorraad.