ECLI:NL:RBDHA:2023:10740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
NL23.5756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van vrijheidsbeperkende maatregel op basis van nationale veiligheid en openbare orde

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij eiser de verplichting is opgelegd om te verblijven in een deel van de gemeente Rotterdam. Eiser, die eerder is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens deelname aan een terroristische organisatie, heeft zijn straf uitgezeten en is in het bezit van een V-nummer. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.

De staatssecretaris heeft de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd op basis van de nationale veiligheid, omdat eiser niet heeft voldaan aan de verplichting om Nederland uit eigen beweging te verlaten en hij een gevaar vormt voor de openbare orde. Eiser heeft tijdens het gehoor geen bezwaren geuit tegen de maatregel en heeft geen persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht die in aanmerking genomen moesten worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de maatregel terecht heeft opgelegd, gezien de veroordeling van eiser en het risico dat hij vormt.

Eiser heeft aangevoerd dat de maatregel in strijd is met de Terugkeerrichtlijn en dat er geen gevaar voor onderduiken of belemmering van terugkeer is. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen, verwijzend naar eerdere uitspraken die bevestigen dat de staatssecretaris bevoegd is om vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen. De rechtbank concludeert dat de maatregel noodzakelijk is en dat er geen minder belastend alternatief beschikbaar is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5756

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. J.M. Wuite).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 15 februari 2023, waarbij de staatssecretaris eiser de verplichting heeft opgelegd om met ingang van 15 februari 2023 te verblijven in een deel van de gemeente Rotterdam [1] .
2. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het bestreden besluit

3. Eiser is bij vonnis van 2 augustus 2018 door de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren wegens het medeplegen van deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven [2] . De veroordeling is op 16 april 2019 onherroepelijk geworden met de niet-ontvankelijkheidverklaring van het hoger beroep door het Gerechtshof Den Haag.
4. De staatssecretaris heeft bij besluit van 17 maart 2020 de Nederlandse nationaliteit van eiser ingetrokken op grond van de nationale veiligheid. De staatssecretaris heeft voorts bij besluit van 17 maart 2020 aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van 20 jaren, omdat hij een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Deze besluiten staan in rechte vast.
5. Op 15 februari 2023 is eiser gehoord over de vrijheidsbeperkende maatregel. Eiser heeft tijdens dit gehoor geen bezwaren geuit over de op te leggen maatregel en heeft geen medische of overige persoonlijke, individuele omstandigheden genoemd waarmee volgens hem rekening zou moeten worden gehouden.
6. De staatssecretaris heeft bij het bestreden besluit van 15 februari 2023 de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, waarbij eiser is verplicht binnen een aangewezen gebied in de gemeente Rotterdam te verblijven. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel vordert. Daarbij heeft de staatssecretaris overwogen dat eiser niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om Nederland uit eigen beweging te verlaten en hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en niet over voldoende middelen van bestaan beschikt. Voorts heeft de staatssecretaris erop gewezen dat eiser is veroordeeld is voor een strafbaar feit en hij een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt het opleggen van de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging. Dat doet de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de vrijheidsbeperkende maatregel in strijd met de Terugkeerrichtlijn?
9. Eiser voert aan dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel valt onder de Terugkeerrichtlijn en daarmee in strijd is. Een vrijheidsbeperkende maatregel kan op grond van de Terugkeerrichtlijn volgens eiser alleen rechtvaardiging vinden in het beperken van het risico voor onderduiken en belemmeren van terugkeer. In eisers situatie is geen sprake van onttrekkings- of belemmeringsgevaar, want eiser woont bij zijn vader in Rotterdam en deze voorziet in zijn levensbehoeften. Eiser verzoekt de rechtbank hierover prejudiciële vragen te stellen. Eiser stelt zich voorts op het standpunt dat sprake is van een beheersmaatregel die thuishoort bij de TwbmT [3] . Er is sprake van willekeur en misbruik van bevoegdheid.
10. Deze beroepsgrond slaagt niet. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraak van 8 mei 2023 [4] reeds geoordeeld dat artikel 56 van de Vw [5] voorziet in de mogelijkheid om vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen als verwijdering onmogelijk is of op overwegende bezwaren stuit en dat deze bepaling zelfstandig, naast de Terugkeerrichtlijn kan bestaan. Voorts is in de uitspraak van de meervoudige kamer geoordeeld dat het feit dat de TwbmT voorziet in vrijheidsbeperkende maatregelen niet maakt dat artikel 56 van de Vw niet meer kan worden toegepast. De rechtbank ziet in hetgeen eiser in het onderhavige beroep naar voren heeft gebracht geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om prejudiciële vragen te stellen.
Mocht de staatssecretaris gelet op eisers situatie de vrijheidsbeperkende maatregel opleggen?
11. Volgens eiser heeft de staatssecretaris niet deugdelijk gemotiveerd dat sprake zou zijn van gevaar voor de nationale veiligheid of openbare orde. Eiser heeft zijn volledige straf uitgezeten en werkt volledig mee aan vertrek naar Marokko, hetgeen blijkt uit de vertrekgesprekken. Bovendien heeft eiser een vaste verblijfplaats bij zijn vader en wordt hij door zijn vader onderhouden. Eiser stelt zich subsidiair op het standpunt dat de staatssecretaris een lichter middel had moeten opleggen, waarbij eiser zich in de gehele gemeente Rotterdam zou mogen ophouden. De beleving van de vrijheidsbeperking is sterker doordat eiser uit Rotterdam komt en niet in het grootste gedeelte van de stad mag komen. Eiser vindt het bovendien disproportioneel dat de maatregel is opgelegd voor onbepaalde duur.
12. De rechtbank stelt vast dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft. De staatssecretaris heeft de vrijheidsbeperkende maatregel aan eiser opgelegd omdat hij een gevaar voor de openbare orde en de nationale veiligheid is.
12.1.
Gelet op het vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij eiser is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren wegens het medeplegen van deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven en het betrekkelijk geringe tijdsverloop sindsdien heeft de staatssecretaris alleen al op die grond kunnen overgaan tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op de grondslag dat eiser een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Dat eiser zijn straf heeft uitgezeten en stelt mee te werken aan vertrek naar Marokko doet daar niet aan af. De rechtbank laat daarom de gronden van eiser voor zover deze zich richten op het gevaar voor de openbare orde onbesproken.
12.2.
Met betrekking tot eisers beroep op proportionaliteit en subsidiariteit heeft de staatssecretaris ter zitting toegelicht dat hij in eisers situatie heeft gekozen voor een gebiedsbeperkende maatregel in plaats van bewaring omdat eiser (de schijn wekte dat hij) meewerkte aan zijn vertrek. Gelet op eisers veroordeling gaat er dreiging van hem uit en de staatssecretaris wil zicht kunnen houden op eiser in een overzichtelijk gebied. Vanwege eisers privé situatie is gekozen voor Rotterdam. De staatssecretaris vindt de maatregel noodzakelijk en stelt dat geen minder belastend alternatief beschikbaar is. In voorkomende gevallen kan eiser een tijdelijke ontheffing van het gebiedsverbod vragen.
12.3.
Eiser is voorafgaand aan de maatregel gehoord. Blijkens het proces-verbaal van het gehoor heeft hij geen omstandigheden of belangen naar voren gebracht op grond waarvan de staatssecretaris moest afzien van het opleggen van de maatregel of het aangewezen gebied moest vergroten. Ook ter zitting zijn namens eiser dergelijke omstandigheden of belangen niet naar voren gebracht. Bovendien heeft de gemachtigde van eiser bevestigd dat eiser niet langer in Rotterdam verblijft, maar dat hij zich feitelijk op verschillende plaatsen in Utrecht bevindt.
12.4.
Gelet op het gevaar voor de openbare orde en nationale veiligheid, afgezet tegen de door eiser in het beroepschrift aangevoerde belangen, bestaat er geen grond voor het oordeel dat de maatregel niet kan worden opgelegd.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000
2.Artikel 140a, eerste lid, Wetboek van Strafrecht
3.Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen Terrorismebestrijding
5.Vreemdelingenwet 2000