ECLI:NL:RBDHA:2023:10735

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
NL22.4888
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging verblijfsvergunning en niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de beëindiging van de verblijfsvergunning van eiseres, die staatloos is en afkomstig uit Syrië. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 17 augustus 2021 besloten de internationale beschermingsstatus van eiseres te beëindigen. Eiseres heeft op 22 maart 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is vanwege termijnoverschrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet tijdig beroep heeft ingesteld en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Eiseres voerde aan dat de coronapandemie en haar persoonlijke omstandigheden, waaronder de ontvoering van haar dochters, haar verhinderden om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres gedurende de vier jaar dat zij probeerde haar dochters terug te krijgen, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voortdurend verhinderd was om contact op te nemen met de autoriteiten of tijdig beroep in te stellen. De rechtbank concludeert dat eiseres vrijwillig Nederland heeft verlaten en dat er geen sprake is van een uitzetting naar een land waar een reëel risico is op onmenselijke behandeling. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4888

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.J. Schüller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: T. Pourjalili).

ProcesverloopIn het besluit van 17 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de internationale beschermingsstatus van de verblijfsvergunning asiel van eiseres beëindigd.

Eiseres heeft op 22 maart 2022 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 18 december 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen het procesdossier dat ziet op het bezwaar tegen de weigering aan eiseres een laissez-passer te verstrekken, aan het dossier toe te voegen.
Verweerder heeft stukken ingediend op 22, 23 en 24 januari 2023.
Eiseres heeft op 2 februari 2023 gereageerd.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Totstandkoming van het besluit
1. Eiseres is staatloos en afkomstig uit Syrië en is geboren op [datum] 1979. Zij heeft op 5 oktober 2015, mede namens haar twee minderjarige dochters, een asielaanvraag ingediend, die verweerder heeft ingewilligd bij besluit van 28 juni 2016.
1.1 Op 1 december 2017 heeft de gemeente Den Haag aan verweerder gemeld dat eiseres niet meer woonachtig is op haar woonadres en met onbekende bestemming is vertrokken. Uit onderzoek van verweerder in de BRP [1] is gebleken dat eiseres sinds 20 april 2018 staat ingeschreven als niet-ingezetene.
1.2 De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van eiseres is op 5 oktober 2020 verlopen. Omdat eiseres geen aanvraag heeft ingediend om verlenging van de vergunning of om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd heeft verweerder op 30 april 2021 een voornemen aan eiseres uitgebracht tot beëindiging van haar internationale beschermingsstatus. Eiseres heeft geen zienswijze naar voren gebracht, waarna verweerder het bestreden besluit heeft genomen.
Het beroep
2. Eiseres heeft op 22 maart 2022 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Niet in geschil is dat het bestreden besluit op de juiste wijze bekend is gemaakt en dat na het verstrijken van de beroepstermijn beroep is ingesteld. In geschil is of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Standpunten van partijen
3. Eiseres voert aan dat haar niet kan worden verweten dat zij niet tijdig beroep heeft ingesteld. Vanwege de coronapandemie, in samenhang met haar persoonlijke omstandigheden, was sprake van overmacht. Eiseres is in juli 2017 met haar dochters naar Turkije gereisd, zodat hun vader hen kon zien. Hij heeft de dochters toen ontvoerd. Eiseres heeft zich daarna ingespannen om haar dochters terug te krijgen, waar zij pas in het najaar van 2021 in is geslaagd. Tijdens de coronapandemie kon eiseres lange tijd niet reizen. Het lukte haar ook niet om contact op te nemen met de Nederlandse ambassade in Libanon. Eiseres wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2020 [2] , waarbij is overwogen dat aan verweerder een beroep op overmacht toekomt vanwege de pandemie. Begin 2022 heeft eiseres geprobeerd om via Turkije Griekenland binnen te komen, maar zij is toen slachtoffer geworden van een illegale push-back, waarbij de autoriteiten haar identificerende documenten en haar mobiele telefoon hebben afgenomen. Eiseres voert verder aan dat een termijnoverschrijding ook verschoonbaar kan zijn indien onvoorziene omstandigheden zich enkele maanden voor het verstrijken van de termijn voordoen. In dit verband wijst eiseres op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 juli 2011 [3] .
3.1
Eiseres wijst verder op artikel 6:11 van de Awb [4] . Op grond daarvan blijft niet-ontvankelijkheid achterwege indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener in verzuim is. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat dit het geval is wanneer, nadat de omstandigheid die een tijdig bezwaar op beroep verhinderde wegvalt, de betrokkene binnen twee à drie weken alsnog een bezwaar- of beroepschrift in heeft gediend. In dit geval heeft de gemachtigde van eiseres direct beroep ingesteld nadat hij door Griekse advocaten op de hoogte werd gesteld van de casus van eiseres. Er is daarom sprake van een verschoonbaar verzuim.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Eiseres heeft verweerder niet in kennis gesteld dat zij Nederland heeft verlaten en heeft ook geen nieuw adres opgegeven, waartoe zij wel verplicht is op grond van artikel 4.37, eerste lid, aanhef en onder c, van het Vb [5] . Dat eiseres hierdoor het besluit niet heeft ontvangen, komt daarom voor haar eigen rekening en risico. Eiseres heeft lang de tijd gehad om met verweerder in contact te treden, dan wel om een verlengingsaanvraag te doen, maar heeft dit niet gedaan.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiseres gedurende de periode tussen haar vertrek uit Nederland in 2017 tot 14 september 2021 verhinderd was om verweerder in kennis te stellen van de omstandigheid dat zij uit Nederland was vertrokken en eventueel haar nieuwe adresgegevens door te geven. Weliswaar rustte op eiseres die verplichting nog niet op het moment van haar vertrek, omdat zij de intentie had om na een korte vakantie terug te keren. Maar dit laat onverlet dat eiseres die verplichting wel had nadat voor haar duidelijk was dat zij langere tijd weg zou blijven uit Nederland. De rechtbank kan eiseres volgen in haar stelling dat de ontvoering van haar dochters een onvoorziene omstandigheid was, maar is van oordeel dat dit niet wegneemt dat van eiseres verwacht mocht worden dat zij op enig moment gedurende de periode van vier jaar waarin zij probeerde haar dochters terug te krijgen, de Nederlandse autoriteiten van die omstandigheden in kennis zou hebben gesteld. Het uitbreken van de coronapandemie maakt evenmin dat dit niet van eiseres kon worden verlangd. De coronapandemie begon immers pas in maart 2020, toen eiseres al ruim twee jaar buiten Nederland verbleef. Bovendien is niet gebleken dat het na maart 2020 niet mogelijk was om contact op te nemen met verweerder of met de Nederlandse ambassade in Libanon of Turkije.
5.1
Omdat eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat zij gedurende die vier jaar voortdurend door onvoorziene omstandigheden verhinderd was om contact op te nemen met de autoriteiten, dan wel tijdig beroep in te stellen, slaagt het beroep op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep en op artikel 6:11 van de Awb evenmin.
5.2
De stelling van de gemachtigde van eiseres ter zitting, dat zij gedurende de tussenliggende periode wel pogingen heeft gedaan om contact te leggen met de autoriteiten, en dat verweerder naar aanleiding daarvan eiseres hulp had moeten bieden bij haar terugkeer naar Nederland, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Uit het laissez-passer-dossier van eiseres blijkt dat de dochter van eiseres eerst op 22 december 2021, na verstrijken van de beroepstermijn, de ambassade van Nederland in Libanon heeft bericht om de situatie van het gezin uit te leggen. Verweerder heeft verder toegelicht dat er geen gegevens bewaard zijn van voor die periode bij het consulaat-generaal in Istanbul en ook niet bij het Nederland Wereldwijd contactcenter. Ook eiseres heeft geen verdere bewijzen van contactpogingen overgelegd. Gelet hierop is niet gebleken dat eiseres voor het verstrijken van de beroepstermijn contact heeft opgenomen met verweerder, dan wel met de Nederlandse autoriteiten.
6. Omdat het beroep na het verstrijken van de beroepstermijn is ingediend en de rechtbank deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar acht, is het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de vraag of sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in het arrest Bahaddar. [6] Eiseres heeft Nederland namelijk vrijwillig verlaten, waardoor geen sprake is van een uitzetting naar een land waar een reëel risico is op een onmenselijke behandeling.
Conclusie
7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr.R. Pronk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Basisregistratie Personen.
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.Vreemdelingenbesluit 2000.
6.Arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 19 februari 1998, Bahaddar tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494.