Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
(vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 20 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 12 augustus 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft desondanks het beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateert dat het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat de inwilliging van de aanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen. Eiser heeft geen procesbelang meer in dit onderdeel van het beroep.
Daarnaast heeft de rechtbank de vraag beoordeeld of eiser in beroep kan komen tegen de vaststelling van verweerder dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van bepaalde artikelen van de Awb uit voor besluiten op asielaanvragen. Eiser stelt dat deze wet in strijd is met het Unierecht. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die de onverbindendheid van de Tijdelijke wet in dit opzicht hebben vastgesteld, maar concludeert dat in dit geval het ontbreken van de mogelijkheid tot een bestuurlijke dwangsom betekent dat eiser met het beroep niet kan bereiken wat hij wil, waardoor ook hier het procesbelang ontbreekt.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. Deze kosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet-tijdig nemen van een besluit.