ECLI:NL:RBDHA:2023:1061
Rechtbank Den Haag
- Versnelde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, een Syrische nationaliteit houder, op 28 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder besluit, heeft eiser op 29 september 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 8 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die door verweerder met negen maanden was verlengd, was verstreken. Eiser had verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld en er waren meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling. Hierdoor was het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND besproken, en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) over de verbindendheid van deze wet. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsom verbeurt als hij niet binnen twee weken na ingebrekestelling alsnog een besluit neemt op de asielaanvraag. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser is ook in de proceskosten vergoed, vastgesteld op € 418,50.