ECLI:NL:RBDHA:2023:10594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.14567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, samen met zijn kinderen, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 12 mei 2023 buiten behandeling gesteld, omdat de eiser niet had gereageerd op verzoeken om informatie die essentieel waren voor zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 3 juli 2023 behandeld, maar zowel de eiser als zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris heeft in een brief van 2 juni 2023 meegedeeld dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de eiser nog belang had bij de inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Gezien het feit dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken en niet op de zitting is verschenen, concludeert de rechtbank dat de eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken, geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, tenzij hij kan aantonen dat hij nog in Nederland verblijft en contact heeft met zijn gemachtigde.

De gemachtigde van de eiser heeft weliswaar aangegeven dat er contact is, maar heeft bevestigd dat de eiser niet meer in Nederland verblijft. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de eiser geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14567

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [v-nummer] , eiser

en zijn kinderen
[naam] ,v-nummer: [v-nummer]
en [naam] ,v-nummer: [v-nummer]
samen: eiser
(gemachtigde: mr. M.M.A.F.C. Lienaerts),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. D. Gökcan).

Inleiding

1. In het bestreden besluit van 12 mei 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser van 3 mei 2023 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld. Hieraan heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat eiser heeft nagelaten te antwoorden op de verzoeken van de staatssecretaris om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn opvolgende asielaanvraag. [1]
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De staatssecretaris heeft de rechtbank met zijn brief van 2 juni 2023 laten weten dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2023, tezamen met de zaak NL23.14568, op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. De gemachtigde van eiser is met voorafgaande kennisgeving niet op de zitting verschenen. Eiser is tevens niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt eerst of eiser nog belang heeft bij het inhoudelijk behandelen van zijn beroep, omdat de staatssecretaris heeft laten weten dat eiser met onbekende bestemming zou zijn vertrokken.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat eiser geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat wanneer de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De vreemdeling heeft in dat geval geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog contact met zijn gemachtigde heeft en dus nog steeds prijs stelt op de door hem verzochte bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft en waar hij verblijft. En dat de gemachtigde nog contact heeft met de vreemdeling over de voortgang van de procedure en de keuzes die daarin moeten worden gemaakt. [2]
Heeft eiser belang bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep?
4. De staatssecretaris heeft de rechtbank bij brief van 2 juni 2023 laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. In de door de staatssecretaris toegevoegde bijlagen staat vermeldt dat eiser door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op 30 mei 2023 is geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken en einde opvang en voorzieningen. De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft eiser op 31 mei 2023 geregistreerd onder de vermelding ‘einde vertrekprocedure’. Ook de (meerderjarige) dochter van eiser is op dezelfde data door het COA en de DT&V geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken.
4.1.
Bij brief van 22 juni 2023 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser verzocht op de berichtgeving van de staatssecretaris te reageren en aan te geven of er nog procesbelang bestaat. Bij brief van 26 juni 2023 heeft de gemachtigde van eiser het volgende aangegeven. Eiser en gemachtigde onderhouden contact, echter verblijft eiser (tijdelijk) niet in Nederland maar in een ander land van de Europese Unie. Dit vanwege de (leef)omstandigheden in het AZC. De gemachtigde van eiser heeft op 30 juni 2023 nogmaals schriftelijk bevestigt dat eiser niet meer in Nederland verblijft. Eiser stelt echter nog steeds prijs op de behandeling van zijn beroep door de rechtbank.
4.2.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat eiser niet op de zitting is verschenen. Nu eiser niet meer in Nederland verblijft en hij niet op de zitting is verschenen moet worden aangenomen dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. Dat eiser nog contact onderhoudt met zijn gemachtigde en via zijn gemachtigde aangeeft prijs te stellen op de behandeling van zijn beroep, maken dit oordeel niet anders. Uit het contact volgt immers niet dat de gemachtigde weet dat eiser nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en dat er contact is over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die daarin moeten worden gemaakt. De gemachtigde weet namelijk dat eiser niét meer in Nederland verblijft en heeft dit tweemaal schriftelijk bevestigd. Bovendien is de gemachtigde van eiser niet op de zitting verschenen om nadere toelichting te verschaffen over het land binnen de Europese Unie waar eiser verblijft, hoelang hij daar verblijft, wat de aard en duur is van het contact tussen eiser en gemachtigde en wanneer dit contact voor het laatst heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarom geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep in Nederland.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.