ECLI:NL:RBDHA:2023:10579

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.16790
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag; verplichting tot besluit binnen acht weken

In deze zaak heeft eiser op 8 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 3 augustus 2021 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft op 30 maart 2023 verweerder in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken voordat het beroep werd ingesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is.

Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen acht weken een besluit te nemen, en om een dwangsom op te leggen van € 100 per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft. De rechtbank oordeelt dat een termijn van acht weken redelijk is, gezien de eerdere gehoorprocedures. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die op 16 september 2022 afliep, is overschreden zonder dat er een beslissing is genomen.

De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en de mogelijkheid tot verzet is aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16790

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.R. van de Water),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 8 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 3 augustus 2021.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling is ontvangen. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk.
2. Eiser heeft op 3 augustus 2021 een asielaanvraag ingediend. Nederland heeft Italië verzocht de aanvraag over te nemen op grond van de Dublinverordening. [1] Italië heeft dit verzoek geaccepteerd. Op 16 maart 2022 heeft verweerder echter laten weten dat het verzoek verder in de nationale procedure wordt behandeld omdat overdracht aan Italië niet mogelijk is in verband met de Covid-maatregelen. Onder verwijzing naar artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), wordt deze datum aangehouden als startpunt voor de beslistermijn.
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw bedraagt de beslistermijn zes maanden. Dat betekent dat verweerder uiterlijk op 16 september 2022 een beslissing had moeten nemen. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden in artikel 42, vierde en vijfde lid, van de Vw om de termijn te verlengen.
4. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat er een beslissing op eisers asielaanvraag is genomen. Eiser heeft verweerder op 30 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiser beroep heeft ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen acht weken alsnog een besluit te nemen. Hij is van oordeel dat een termijn van acht weken redelijk is omdat er al een gehoor en een nader gehoor heeft plaatsgevonden. Eiser verzoekt ook om verweerder een dwangsom op te leggen van € 100 voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven, en verweerder te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten.
6. Op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb kan de bestuursrechter het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit.
7. Op grond van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juli 2020 [2] houdt de rechter er in asielzaken rekening mee dat verweerder aanvragen binnen een redelijk termijn moet hebben behandeld. Bij de bepaling van een andere beslistermijn is van belang dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter stelt dus geen nadere beslistermijn waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan niet zorgvuldig te werk kan gaan. Volgens de Afdeling is een termijn van acht weken voor het houden van een eerste gehoor en een termijn van acht weken hierna voor het bekendmaken van een besluit op de aanvraag (het 8+8-weken-model) passend.
8. De rechtbank stelt vast dat eiser een aanmeldgehoor heeft gehad op 16 april 2022 en een nader gehoor op 24 mei 2022. Op 27 mei 2022 heeft eiser correcties en aanvullingen ingediend. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder nu binnen acht weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden aan eiser zijn besluit aan eiser bekendmaakt.
Rechterlijke dwangsom
9. Uit de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022 [3] volgt dat artikel 1 van de Tijdelijke wet onverbindend is voor zover daarin is bepaald dat de artikelen 8:55d, tweede lid, en 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen. Dit betekent dat de bestuursrechter ook in asielprocedures, indien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt dat verweerder binnen de door hem gestelde termijn alsnog een besluit neemt en aan zijn uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
10. De rechtbank zal om deze reden bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
Proceskosten
11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100 (honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizend vijfhonderd euro);
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013 van 26 juni 2013.