ECLI:NL:RBDHA:2023:1055
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht van een EU-burger en ongewenstverklaring met betrekking tot openbare orde en belangenafweging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Bulgaarse burger, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had zijn verblijfsrecht in Nederland verloren en was ongewenst verklaard. Dit besluit was gebaseerd op eerdere strafrechtelijke veroordelingen van de eiser, die herhaaldelijk was veroordeeld voor misdrijven zoals diefstal en geweld. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen de ongewenstverklaring gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat de eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor de openbare orde vormde, gezien zijn strafrechtelijke verleden en het hoge recidiverisico. De rechtbank heeft ook de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM beoordeeld, maar oordeelde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat zijn recht op gezinsleven in het geding was. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de eiser niet was gehoord in de bezwaarfase, maar dat dit in de beroepsfase was hersteld. De rechtbank heeft de proceskosten van de eiser toegewezen aan de staatssecretaris.