ECLI:NL:RBDHA:2023:10546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
SGR 22/689
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiseres. Het UWV had de uitkering per 2 juli 2021 beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen procesbelang meer had na de wijziging van het besluit door het UWV. De rechtbank heeft vervolgens het tweede bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres per 21 januari 2022 geen recht meer had op een ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op een overtuigende manier had vastgesteld. Eiseres had onvoldoende onderbouwing voor haar stellingen dat zij niet in staat was om arbeid te verrichten. De rechtbank heeft het UWV ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-, en het UWV opgedragen het griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/689

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. D. Bak),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres per 2 juli 2021 beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Met het besluit van 20 december 2021 (het bestreden besluit I) is het UWV in bezwaar bij dit besluit gebleven.
Eiseres heeft beroep ingesteld en het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met het besluit van 12 april 2022 (het bestreden besluit II) heeft het UWV het bestreden besluit I ten aanzien van de beëindigingsdatum gewijzigd. Op grond van de nieuwe uitlooptermijn wordt de ZW-uitkering per 21 januari 2022 beëindigd.
De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres is voor het laatst werkzaam geweest als inpakster tomaten. Daarna ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 1 mei 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld. Aan eiseres is een uitkering op grond van de ZW toegekend. Eiseres is vanwege een medisch onderzoek in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) opgeroepen voor een spreekuur.
2. Na een medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV besloten dat de ZW-uitkering van eiseres stopt per 2 juli 2021, omdat zij per 30 april 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Na een nieuw medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 21 januari 2022 te beëindigen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 24 november 2021. De verzekeringsarts heeft de medische belastbaarheid van eiseres opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 april 2021.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 8 december 2021.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. Door het advies van de verzekeringsarts te accepteren zonder dat een onafhankelijke deskundige is ingeschakeld heeft het UWV gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Ook is eiseres van mening dat er sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden op grond waarvan het UWV toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule ex artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres voert aan dat haar klachten dermate belastend zijn dat zij helemaal niet in staat is om arbeid te verrichten. Haar klachten belemmeren haar dagelijkse- en privéleven. Eiseres heeft aangegeven dat haar klachten zijn toegenomen. Er is onvoldoende aandacht besteed aan de door eiseres genoemde aanwezige klachten. Daarnaast voert eiseres aan dat het UWV onvoldoende heeft onderbouwd waarom en hoe eiseres de geduide functie(s) zou kunnen uitoefenen. Uit het rapport blijkt onvoldoende op basis waarvan tot het besluit is gekomen dat eiseres ondanks haar beperkingen geschikt is voor deze functie. De rechtbank begrijpt eiseres zo, dat zij verder aanvoert dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel.

Wat vindt de rechtbank

8. Gelet op het bepaalde in artikel 6:19 van de Awb heeft het beroep gericht tegen het bestreden besluit I, van rechtswege betrekking op het bestreden besluit II. Nu het bestreden besluit I is gewijzigd door het bestreden besluit II en niet is gebleken dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dat eerste besluit, zal de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal hierna onderzoeken of het bestreden besluit II in rechte stand kan houden.
9. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht per 21 januari 2022 heeft beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres meer kan verdienen dan 65% van het loon dat zij verdiende voor zij ziek werd, en daarom per 21 januari 2022 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. En ook overigens kan het bestreden besluit II stand houden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten fysieke klachten, heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
12. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel nu het UWV geen onafhankelijke deskundige heeft geraadpleegd. Volgens artikel 3, tweede lid, van het Schattingsbesluit onderzoekt de verzekeringsarts of er sprake is van vermindering of verlies van lichamelijke of psychische functies. Het behoort tot de expertise van de verzekeringsarts B&B om op grond van de onderzoeksbevindingen de beperkingen vast te stellen. Het UWV is niet verplicht om in alle gevallen een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De rechtbank ziet niet in waarom het UWV in het geval van eiseres verplicht zou zijn een onafhankelijke deskundige te raadplegen en het onderzoek onzorgvuldig zou zijn nu dat niet is gebeurd.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B motiveert dat er voldoende psychische beperkingen (hoog handelingstempo en geen verhoogd persoonlijk risico) zijn aangenomen gezien de aanwezige ziekte die is vastgesteld. De belastbaarheid is door de verzekeringsarts naar medisch objectieve maatstaven juist vastgesteld en niet overschat.
14. Omdat eiseres haar standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts die heeft vastgesteld.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
18. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Hardheidsclausule
20. De rechtbank kan de stelling van eiseres, dat het UWV toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule, niet volgen. Eiseres voert aan dat er sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden, maar onderbouwt deze stelling niet met concrete feiten en bewijsstukken. Alleen al hierom kan deze grond niet slagen.
Motiveringsbeginsel
21. Eiseres stelt – ongemotiveerd – dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat de rapporten voldoende zijn gemotiveerd door de verzekeringsarts B&B en de arbeidsdeskundige B&B. De rechtbank is op geen enkele wijze gebleken van strijd met het motiveringsbeginsel.
Evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel
22. De ZW biedt geen ruimte voor een belangenafweging om de dwingend voorgeschreven bepalingen te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. [1] Alleen al hierom kan het beroep van eiseres op het evenredigheidsbeginsel haar niet baten.
Eiseres stelt verder nog dat het bestreden besluit in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel, maar ook deze stelling licht eiseres niet nader toe. De rechtbank is ook niet gebleken van enige strijd met het subsidiariteitsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

23. Het UWV heeft terecht besloten om per 21 januari 2022 de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
24. In de toepassing van artikel 6:19 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres en te bepalen dat het door eiseres betaalde griffierecht moet worden vergoed. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.674,-. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 837,- .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ten aanzien van het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep ten aanzien van het bestreden besluit II ongegrond;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten € 1.674,- ;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juli 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 23 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2537