ECLI:NL:RBDHA:2023:10534

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
C/09/642643 / FA RK 23-1039
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling hoofdverblijfplaats na uithuisplaatsing bij vader met gezag in gezagsgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2023 een beschikking gegeven in een gezagsgeschil tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige01]. De vader verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] bij hem vast te stellen, terwijl de moeder verweer voerde en vroeg om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen. De rechtbank heeft de minderjarige in raadkamer gehoord, ondanks dat hij de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, en heeft vastgesteld dat de huidige situatie in het belang van de minderjarige moet worden bestendigd. De vader heeft aangevoerd dat [minderjarige01] sinds januari 2021 bij hem verblijft na een crisissituatie bij de moeder, en dat hij goed is geworteld in zijn huidige omgeving. De moeder heeft verweer gevoerd en gesteld dat haar thuissituatie inmiddels weer stabiel is en dat [minderjarige01] bij haar zou moeten terugkeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de stabiliteit en de huidige woonsituatie bij de vader in het belang van [minderjarige01] zijn, en heeft daarom de hoofdverblijfplaats bij de vader vastgesteld. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-1039
Zaaknummer: C/09/642643
Datum beschikking: 13 juli 2023

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 13 februari 2023 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de vader,
wonende te [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
advocaat: mr. A.R. Rens te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.C. Carli-Lodder te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift.
De minderjarige [minderjarige01] heeft zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek. Hoewel de minderjarige de leeftijd van 12 jaar nog niet bereikt heeft, heeft de kinderrechter van de rechtbank [arrondissement01] [minderjarige01] in november 2022 in het kader van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing ook al met de minderjarige gesproken, waardoor het de rechtbank passend heeft geleken de minderjarige ook voorafgaand aan deze beslissing te spreken. De rechtbank heeft ter zitting een korte samenvatting gegeven van de inhoud van het gesprek.
Op 15 juni 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat en mevrouw [naam03] en mevrouw [naam04] namens [stichting01]
.Van de zijde van de vader en de moeder zijn pleitnotities overgelegd.
Na de terechtzitting zijn op verzoek van de rechtbank nog de volgende stukken ontvangen:
  • het F9-formulier van 16 juni 2023 met bijlage van de zijde van de moeder;
  • het e-mailbericht van 19 juni 2023 van de zijde van de vader.

Verzoek en verweer

De vader heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] , bij hem vast te stellen, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder voert verweer. Zij verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen en, voor zover nodig, te bepalen dat [minderjarige01] formeel zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder en dat hij binnen een door de rechtbank te bepalen termijn weer zal dienen terug te verhuizen naar de woning van de moeder, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Feiten

- De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad.
- Uit de moeder is geboren het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] (hierna [minderjarige01] ), die door de vader is erkend.
- Bij beschikking van [datum01] 2020 van de rechtbank te [arrondissement02] , zijn de ouders gezamenlijk met het gezag over [minderjarige01] belast en is er een zorgregeling overeengekomen en bevestigd tussen de vader en [minderjarige01] .
- Bij vonnis van [datum02] 2021 van de voorzieningenrechter van de rechtbank [arrondissement01] is de vordering van de moeder om [minderjarige01] terug te brengen bij haar afgewezen en is bepaald dat [minderjarige01] voorlopig onder begeleiding omgang heeft met de moeder.
- Bij beschikking van [datum] 2021 van de kinderrechter in de rechtbank [arrondissement01] , is [minderjarige01] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling [stichting01] met ingang van [datum03] 2021 tot [datum04] 2022 en is machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij, conform de herstelbeschikking van [datum05] 2021, de vader met gezag, met ingang van [datum06] 2021 tot [datum07] 2021. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd.
- Bij beschikking van [datum08] 2022 van de rechtbank [arrondissement01] , locatie [locatie01] , is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de vader met gezag, laatstelijk verlengd tot [datum09] 2023.
- Bij beschikking van [datum10] 2023 heeft de kinderrechter in de rechtbank [arrondissement01] zich onbevoegd verklaard om van het verzoek betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling kennis te nemen en de zaak verwezen naar deze rechtbank.
- Bij beschikking van [datum11] 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van [datum12] 2023 tot [datum04] 2024, met behoud van [stichting01] , Regio [regio01] , als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
- Bij beschikking van deze rechtbank van [datum13] 2023 is – in het kader van een voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering – bepaald dat [minderjarige01]
voorlopigde hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben.
- [minderjarige01] staat in de basisregistratie personen (brp) sinds 13 augustus 2021 ingeschreven op het adres van de vader. Feitelijk verblijft [minderjarige01] sinds 9 januari 2021 bij de vader.

Beoordeling

De vader voert ter onderbouwing van zijn verzoek – samengevat – aan dat bij de beslissing over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] het belang van [minderjarige01] voorop moet staan en niet de wens van de moeder om koste wat het kost [minderjarige01] weer naar haar huis terug te krijgen. In de nacht van 8 op 9 januari 2021 is sprake geweest van een crisissituatie bij de moeder thuis, waar [minderjarige01] getuige van is geweest. De vader heeft [minderjarige01] in die nacht halsoverkop bij de buren opgehaald. Sindsdien is de gewone verblijfplaats van [minderjarige01] bij de vader. Inmiddels is [minderjarige01] geworteld in zijn huidige omgeving. Hij gaat daar naar school, heeft daar zijn vriendjes en zit op hockey. Dit alles heeft een positief effect op zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook kan hij het goed vinden met zijn stiefmoeder en met haar dochter [kind01] . De rust en duidelijkheid die [minderjarige01] nu ervaart, moeten voor hem worden gewaarborgd. Bovendien heeft [minderjarige01] zelf bij herhaling aangegeven dat hij bij zijn vader wil blijven wonen. Opnieuw verhuizen is niet in zijn belang en zou veel onnodige onrust voor [minderjarige01] veroorzaken. Hij heeft al bijzonder veel verhuizingen meegemaakt in zijn jonge leven, namelijk acht keer in tien jaar in de tijd dat hij bij de moeder woonde. De huidige situatie en strijd om zijn hoofdverblijfplaats is voor [minderjarige01] ontzettend belastend en brengt zijn ontwikkeling in gevaar. Ook daarom is het van belang dat er rust en duidelijkheid komt voor [minderjarige01] . Ten slotte is de vader van mening dat de thuissituatie bij de moeder nog altijd niet in orde is. Zij heeft te kampen met persoonlijke problematiek en zij heeft thuis nog een ander (jong) kind te verzorgen. Zij is alleenstaande ouder en er is sprake van financiële problematiek.
De moeder voert verweer. Zij stelt dat er tot januari 2021 geen sprake was van loyaliteitsconflicten of onduidelijkheden. De crisis waar alles mee is begonnen, werd veroorzaakt door een slechte relatie waar zij destijds in zat. Zij heeft die relatie verbroken en er alles aan gedaan en alle hulp omarmd, om haar leven weer volledig op orde te krijgen. Dat is gelukt. Haar situatie is al langer weer gelijk aan de situatie vóór de uithuisplaatsing. De gecertificeerde instelling vond in oktober 2022 al dat de situatie bij de moeder goed genoeg was voor [minderjarige01] om weer bij haar zijn hoofdverblijfplaats te hebben. De ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing bij de vader zijn echter door toedoen van de vader steeds op onheuse gronden verlengd, waardoor de tijd die [minderjarige01] bij de vader verblijft onnodig is gerekt. Het verblijf van [minderjarige01] bij de vader is van aanvang af als tijdelijk bedoeld en de machtiging tot uithuisplaatsing strekte enkel tot formalisering van die tijdelijke situatie. Een uithuisplaatsing is immers een tijdelijke maatregel, met als doel te werken aan thuisplaatsing. [minderjarige01] heeft de eerste negen jaar van zijn leven bij zijn moeder gewoond en zij is altijd de stabiele factor in zijn leven geweest. De band tussen haar en [minderjarige01] is heel hecht. [minderjarige01] is bekend met haar woning en de omgeving omdat hij nu om het weekend en de helft van de vakanties (onbegeleid) bij haar verblijft. Bovendien is zij alle dagen beschikbaar en daarom beter dan de vader in staat om [minderjarige01] te verzorgen en op te voeden. Nu de situatie bij haar thuis weer helemaal in orde is, staat niets meer in de weg aan een terugkeer van [minderjarige01] naar zijn thuissituatie bij haar. Het verzoek van de vader moet dan ook worden afgewezen, onder toewijzing van haar verzoeken.
Namens de gecertificeerde instelling is ter zitting aangegeven dat bij beide ouders thuis de opvoedsituatie zodanig is dat [minderjarige01] er zijn hoofdverblijfplaats kan hebben. Beide ouders zijn in staat om de dagelijkse opvoeding en verzorging van [minderjarige01] op zich te nemen. Co-ouderschap zou de ideale oplossing zijn in dit geval, maar dat is helaas gezien de afstand tussen de woonplaatsen van de ouders niet haalbaar. Wel zijn er zorgen dat één van de ouders zich niet naast de nu te nemen beslissing zal neerleggen en dat daarmee de strijd tussen hen doorgaat. Dit heeft een negatief effect op [minderjarige01] . Recent is al merkbaar dat de spanningen tussen de ouders oplopen en vanuit [minderjarige01] komen signalen dat hij moeite heeft met de huidige situatie. Er is daarom hulpverlening voor hem gestart in die zin dat hij met een sociaal maatschappelijk werkster kan praten.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van het eerste lid van artikel 1:253a van het BW kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag kan vaststellen, waaronder de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijf heeft.
Nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat een vergelijk op de voet van het vijfde lid van genoemd artikel tussen de ouders niet mogelijk is, zal de rechtbank een beslissing nemen die haar in het belang van [minderjarige01] wenselijk voorkomt.
De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige01] dat de huidige situatie wordt voortgezet. Dat betekent dat de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] bij de vader zal vaststellen. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat [minderjarige01] behoefte heeft aan duidelijkheid en aan rust. Uit de stukken in het dossier, wat ter zitting aan de orde is gekomen en uit het gesprek met [minderjarige01] in raadkamer, komt naar voren dat hij moeite heeft met de strijd tussen zijn ouders en met de onzekerheid over zijn hoofdverblijfplaats. Hij wil dat de onrust ophoudt. Ook heeft hij aangegeven dat hij het liefste de huidige situatie wil voortzetten, dat hij bij zijn vader wil blijven wonen en zijn moeder wil blijven zien zoals nu het geval is. [minderjarige01] is hierin erg stellig en bestendig. Gebleken is dat [minderjarige01] in zijn leven al veel onrust heeft gekend. Hij heeft te maken gehad met het uiteengaan van zijn ouders en is in de jaren waarin hij bij de moeder verbleef, acht keer verhuisd binnen zowel het arrondissement [arrondissement03] als (ver) daarbuiten, toen zijn moeder besloot om met [minderjarige01] in het arrondissement [arrondissement01] een nieuw leven te starten. Daarbij is [minderjarige01] niet alleen (ver) bij zijn vader, maar ook (ver) van andere familieleden van moederszijde vandaan verhuist. De rechtbank heeft van [minderjarige01] begrepen dat hij hier eveneens zijn eigen verdriet in heeft gehad, waarin hij alleen leek te staan. Over [minderjarige01] zijn verder al vele rechtszaken geweest, waaronder ook over gezag en de zorgregeling met de vader, waarin hij zijn vader periodes niet heeft kunnen zien. Daarbovenop is hij in de nacht van 8 op 9 januari 2021, op verzoek van de moeder door de vader opgehaald vanwege een dusdanig ernstige situatie dat het niet verantwoord was om [minderjarige01] op dat moment nog langer bij de moeder te laten verblijven. Sindsdien verblijft hij bij de vader en ziet hij zijn moeder om de week een weekend en gedurende de helft van de vakanties. Momenteel gaat het, naar omstandigheden, goed met [minderjarige01] . Zijn resultaten op school zijn goed, hij heeft het naar zijn zin op school en hij heeft vriendjes in de omgeving. Ook zit hij op sport en daar heeft hij plezier in. Hij ervaart de thuissituatie bij de vader als prettig. De rechtbank is van oordeel dat de huidige stabiliteit die [minderjarige01] in de thuissituatie bij de vader ervaart, in zijn belang moet worden voortgezet. Zodoende kan [minderjarige01] zich vanuit deze voor hem vertrouwde en stabiele thuissituatie verder ontwikkelen en hoeft hij niet opnieuw een verhuizing door te maken met de bijbehorende onrust, het opnieuw moeten starten op een school en het opbouwen van een sociaal netwerk. Dit alles maakt dat de rechtbank het verzoek van de vader zal toewijzen.
De rechtbank hecht eraan om in deze zaak ook stil te staan bij de situatie van de moeder en wil met het bovenstaande geen enkele afbreuk doen aan de thuissituatie bij de moeder en de hulpverlening (bij een GGZ-organisatie en een organisatie rondom verslaving) die zij heeft aanvaard om haar thuissituatie weer op orde te krijgen. Het is bijzonder prijzenswaardig hoe de moeder hierin is geslaagd. Het is daarbij alleszins invoelbaar dat de moeder de vurige wens heeft dat de ooit bedoelde
tijdelijkeplaatsing bij de vader eindigt en dat [minderjarige01] weer bij haar komt wonen. Echter, hoe geschikt de thuissituatie van de moeder ook zou kunnen zijn om als hoofdverblijfplaats te fungeren en hoe de moeder als ouder geschikt en in staat is om een (meer) substantieel aandeel in de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] op zich te nemen, feit blijft dat [minderjarige01] in de praktijk inmiddels al zo’n tweeëneenhalf jaar bij de vader verblijft met een passende zorgregeling gezien de fysieke afstand tussen de ouders en dat het geschikt zijn van de opvoedsituatie ook voor de vader en diens thuissituatie geldt. De rechtbank deelt hierbij de mening van de moeder niet dat in dit geval doorslaggevend zou moeten zijn dat zij alle dagen beschikbaar is voor [minderjarige01] en de vader niet als gevolg van zijn werk. Dat maakt haar niet beter geschikt dan de vader om [minderjarige01] te verzorgen en op te voeden, nu de vader met zijn huidige partner hierin een voor [minderjarige01] goede modus heeft gevonden Voor de rechtbank is uiteindelijk beslissend geweest het belang van [minderjarige01] om zijn huidige stabiele woonsituatie bij de vader – waar het hem goed gaat – te kunnen bestendigen.
De huidige beslissing geeft voor [minderjarige01] duidelijkheid over zijn hoofdverblijfplaats. De rechtbank meent dat als de ouders de strijd over het hoofdverblijf in het belang van [minderjarige01] zouden kunnen beëindigen, zij zich pas ten volle kunnen richten op een (verdere) samenwerking voor een zo goed mogelijke ontwikkeling van [minderjarige01] en zijn contact met zijn beide ouders.
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] , de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Koper, A. Emmens en M.E. Visser, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Laterveer-Runderkamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2023.