Op 12 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar was niet aanwezig op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 4 juli 2023 zelfstandig zijn woonruimte heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer bij zijn beroep, aangezien hij niet heeft laten weten waar hij verblijft en de gemachtigde van eiser geen contact meer met hem heeft gehad.
De rechtbank heeft overwogen dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat deze vreemdeling geen prijs stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. De gemachtigde van eiser heeft op zitting betoogd dat er nog procesbelang zou zijn op grond van artikel 30, tweede lid van de Dublinverordening, maar de rechtbank heeft dit betoog verworpen, omdat eiser niet is overgedragen naar een andere lidstaat.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiser geen procesbelang meer heeft en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 juli 2023 en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.