In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Eritrese nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. De aanvraag is op 28 juni 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar aangetekend op 15 juli 2022 en heeft verweerder op 10 mei 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift. Vervolgens heeft eiser op 31 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 30 juni 2023 een verweerschrift ingediend en verzocht om verdaging van het onderzoek ter zitting, wat door de rechtbank is afgewezen. De zitting vond plaats op 5 juli 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, maar verweerder was vertegenwoordigd.
De rechtbank heeft overwogen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Gezien de bijzondere omstandigheden, waaronder grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen, heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen vier weken na de hoorzitting op 17 augustus 2023 een beslissing moet nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De verbeurde dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-. Verweerder is ook veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op 18 juli 2023.