ECLI:NL:RBDHA:2023:10488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
NL23.17160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op basis van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel aan eiseres, een Oegandese vrouw. De maatregel, die op 25 mei 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd, verplichtte eiseres zich op te houden in een specifiek gebied binnen de gemeente Hoogeveen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij ook een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. Tijdens de zitting op 7 juli 2023 heeft eiseres aangevoerd dat de maatregel onvoldoende gemotiveerd is en dat er alternatieven, zoals een meldplicht, overwogen hadden moeten worden. Eiseres heeft ook haar zorgen geuit over haar psychische gesteldheid en de geschiktheid van de opgelegde maatregel, gezien haar achtergrond als ongeletterde lesbische vrouw en haar lage IQ.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel is opgelegd in het belang van de openbare orde, en dat eiseres zich eerder schuldig heeft gemaakt aan gewelddadig gedrag. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de maatregel noodzakelijk was en dat eerdere lichtere maatregelen niet effectief waren. Eiseres heeft niet aangetoond dat de HTL, waar zij zich moet ophouden, niet geschikt voor haar zou zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de argumenten van eiseres niet opwegen tegen de noodzaak van de maatregel en dat de belangen van de openbare orde zwaarder wegen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17160

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren [geboortedatum],
van Oegandese nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich op de rechtbank laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft eiseres door middel van de vrijheidsbeperkende maatregel verplicht om zich met ingang van 25 mei 2023 op te houden in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij het besluit gevoegde plattegrond aangegeven gebieden. Volgens verweerder vordert het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel op grond van artikel 56 van de Vw 2000. Ter zake wordt verwezen naar het plaatsingsbesluit van het COa van 25 mei 2023 en de incidenten die daarin zijn vermeld. Verweerder is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2. Eiseres voert aan dat het incident dat aanleiding vormde voor de HTL-plaatsing anders is verlopen dan hoe dit door het COa is vastgelegd in het feitenrelaas. Daarbij acht eiseres het relevant dat er sprake was van een spraakverwarring met een onprettige situatie tot gevolg en waarbij eiseres tegen de grond gewerkt werd. Eiseres stelt niet de agressor te zijn geweest.
2.1.
Eiseres voert verder aan dat in het besluit onvoldoende is gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een lichter middel, zoals bijvoorbeeld de oplegging van enkel een meldplicht. Eiseres is van mening dat de argumenten met betrekking tot haar psychische gesteldheid, die eiseres in haar gehoor voorafgaand aan oplegging van de maatregel heeft genoemd, hadden moeten worden betrokken bij de beslissing om de maatregel op te leggen. Daarbij is het volgens eiseres relevant dat zij voorafgaand aan het opleggen van de maatregel in het Engels is gehoord en dat het, gezien haar lage IQ en in de context van het MEE-onderzoek, niet aannemelijk is dat zij de vragen en de situatie goed heeft begrepen.
2.2.
Voorts is de HTL volgens eiseres geen passende omgeving voor haar als ongeletterde lesbische vrouw. Eiseres is vanwege de zorgen omtrent haar capaciteit om informatie te kunnen opnemen en verwerken getest door MEE. Volgens eiseres is er in de omgang met haar door het COa geen rekening gehouden met wat blijkt uit deze MEE- test, namelijk dat er bij haar sprake is van een licht verstandelijke beperking, dat zij analfabete is en dat zij een ernstig getraumatiseerd slachtoffer van mensenhandel is.
3. Verweerder stelt dat de grond die ziet op de weergave van het incident in het COa-besluit niet kan slagen omdat eiseres geen beroep heeft ingediend tegen het COa-besluit maar alleen tegen de opgelegde maatregel.
3.1.
Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat deugdelijk gemotiveerd is waarom de maatregel is opgelegd en niet is volstaan met een lichter middel. Eiseres heeft zich op het AZC Almere schuldig gemaakt aan gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan, nu zij verbaal en fysiek geweld gebruikt heeft. Daarnaast wordt verwezen naar het COa-besluit, waarin is aangegeven dat eiseres ook eerder betrokken is geweest bij meerdere incidenten en dat eerder opgelegde lichtere maatregelen niet het gewenste effect hebben gehad. In de maatregel is bovendien overwogen dat medische en psychische hulp beschikbaar is in de HTL Hoogeveen en dat deze zoveel mogelijk aansluit bij de reguliere zorg in Nederland. Ook is overwogen dat eiseres in de HTL bezoek kan ontvangen, waaronder dus ook van de organisatie waar zij hulp van krijgt. De psychische gesteldheid van eiseres is volgens verweerder daarom voldoende bij de belangenafweging betrokken.
3.2.
Verweerder stelt daarnaast dat niet is onderbouwd waarom de omstandigheid dat eiseres een lesbische, ongeletterde en getraumatiseerde vrouw is, maakt dat de HTL geen geschikte locatie voor haar is. Ook blijkt dit volgens verweerder niet uit het rapport van Stichting MEE en het is dan ook niet aannemelijk dat de HTL geen geschikte locatie voor eiseres is.

Oordeel rechtbank

4. De oplegging van de bestreden maatregel hangt samen met het plaatsingsbesluit van het COa van 25 mei 2023 om eiseres in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Dit zijn twee samenhangende, maar afzonderlijke besluiten. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen beroep heeft ingesteld tegen het plaatsingsbesluit van het COa. Gelet hierop ligt de plaatsing van eiseres in de HTL door het COa niet ter toetsing voor en gaat de rechtbank uit van de rechtmatigheid van dit besluit. De gronden van eiseres, voor zover die zien op plaatsing van eiseres in de HTL door het COa, kunnen niet in onderhavige procedure worden beoordeeld.
5. De rechtbank volgt eiseres niet in het argument dat het aannemelijk is dat zij, gezien haar IQ en moeite met communicatie, de tolk niet goed heeft begrepen en het gehoor derhalve niet op juiste wijze heeft plaatsgevonden. Het gehoor voorafgaand aan het opleggen van de maatregel is gevoerd met een beëdigde tolk in de Ganda-taal. Eiseres heeft verklaard dat zij de tolk goed begreep. Uit het verslag van het gehoor kan ook niet worden opgemaakt dat eiseres niet begreep wat er werd gezegd.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder uit kon gaan van de juistheid van het relaas over het incident, zoals dat is weergegeven in het COa-plaatsingsbesluit. Het COa-besluit bevat een gedetailleerde beschrijving van het incident en de handelingen die eiseres daarbij heeft verricht. Er zijn ter onderbouwing van die weergave van het incident twee getuigenverklaringen en een aangifte wegens mishandeling door eiseres. Eiseres heeft ook niet ontkend dat zij de haar verweten gedragingen tijdens het incident, zoals vermeld in het COa-besluit, heeft verricht. Verweerder heeft zich op grond van deze gedragingen op het standpunt kunnen stellen dat het belang van de openbare orde de beperking van de vrijheid van beweging van eiseres vordert.
7. De rechtbank is ook van oordeel dat voldoende is gemotiveerd waarom niet is gekozen voor een lichter middel. Eiseres heeft zich herhaaldelijk fysiek en verbaal agressief gedragen in de reguliere opvang en eerder opgelegde en lichtere middelen hebben niet geleid tot een aanpassing in het gedrag van eiseres. Ook de psychische gesteldheid van eiseres staat niet in de weg aan het opleggen van de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging van eiseres.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk gemaakt dat de HTL geen geschikte locatie is voor eiseres en dat daarom in de maatregel niet de HTL had mogen worden aangeduid als plaats waar eiseres zich dient op te houden. Verweerder heeft rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden van eiseres bij de voorbereiding van het bestreden besluit. Niet is gebleken dat de omstandigheid dat eiseres een lesbische, ongeletterde en getraumatiseerde vrouw is, maakt dat de HTL niet de plaats mag zijn, waar zij zich dient op te houden. Voor dit oordeel is van belang dat voorafgaand aan de HTL-plaatsing overleg is geweest met het GezondheidZorg Asielzoekers (GZA) in Almere en Hoogeveen en dat GZA akkoord is gegaan met de HTL-plaatsing. Verweerder stelt zich voorts terecht op het standpunt dat uit de overgelegde medische stukken (het verslag van de intelligentietest) niet kan worden afgeleid dat medische (psychische) belemmeringen een plaatsing in de HTL in de weg staan. Van een daadwerkelijke doorverwijzing naar een medische of maatschappelijk zorgaanbieder buiten de reguliere opvang is de rechtbank niet gebleken. Het verslag van de intelligentietest levert geen aanknopingspunten op om aan het deskundigenadvies van de GZA te twijfelen. Gelet op het voorgaande was verweerder naar het oordeel van de rechtbank voorts niet gehouden om nog nader onderzoek te doen naar de geschiktheid van de plaats waar zij zich dient op te houden. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat in de HTL ten opzichte van een regulier AZC juist extra begeleiding, specifieke aandacht en structuur biedt en dat deze locatie voorts dezelfde medische zorgvoorzieningen kent. Niet is gebleken dat deze voorzieningen tekort schieten of dat eiseres er geen gebruik van kan maken. Voorts heeft verweerder overwogen dat eiseres in de HTL bezoek kan ontvangen, bijvoorbeeld van medische behandelaars.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.