ECLI:NL:RBDHA:2023:10477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
C/09/646466 / FA RK 23-2949
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving van een minderjarige op een basisschool en kinderopvang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen ouders over de inschrijving van hun minderjarige dochter [voornaam minderjarige01] op een basisschool en kinderopvang. De vader verzocht om vervangende toestemming om [voornaam minderjarige01] in te schrijven op een Islamitische basisschool en kinderopvang, terwijl de moeder verzocht om inschrijving op een reguliere basisschool en kinderopvang. De rechtbank heeft eerder op 16 mei 2023 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat [voornaam minderjarige01] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft. De ouders oefenen gezamenlijk gezag uit over hun dochter.

Tijdens de zitting op 15 juni 2023 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht. De vader stelde dat zij tijdens hun huwelijk hadden afgesproken dat hun kinderen Islamitisch onderwijs zouden volgen, terwijl de moeder betwistte dat er een dergelijke afspraak was gemaakt. De rechtbank overwoog dat, hoewel beide ouders praktiserend moslim zijn, de keuze voor religieus onderwijs een persoonlijke keuze is die alleen kan worden gemaakt als beide ouders het daarover eens zijn. Aangezien de moeder zich niet kon vinden in de keuze voor Islamitisch onderwijs, oordeelde de rechtbank dat de inschrijving van [voornaam minderjarige01] op een reguliere school en kinderopvang passend was.

De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen en de moeder vervangende toestemming verleend om [voornaam minderjarige01] in te schrijven op een van de door haar genoemde basisscholen en kinderopvangcentra. De proceskosten werden gecompenseerd. Deze beschikking is gegeven door de kinderrechters L. Koper, A. Emmens en M.E. Visser, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-2949
Zaaknummer: C/09/646466
Datum beschikking: 6 juli 2023

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 6 april 2022 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. Toughza te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Bouddont te Weesp.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank van 16 mei 2023 is – voor zover hier van belang – :
- tussen partijen de echtscheiding uitgesproken;
- bepaald dat de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] ,
haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben;
- bepaald dat tussen [voornaam minderjarige01] en de vader een zorgregeling zal gelden,
inhoudende dat [voornaam minderjarige01] bij de vader zal blijven:
- iedere week van woensdagmiddag na school tot donderdagochtend naar school;
- één keer in de twee weken een weekend van vrijdagmiddag 15.00 uur tot
zondagavond na het avondeten 19.00 uur, waarbij de vader [voornaam minderjarige01] zal halen en
brengen;
- bepaald dat na de zomervakantie van 2023 de vakanties in onderling overleg bij
helfte worden verdeeld.
In de overwegingen van de beschikking is opgenomen dat de over en weer gedane (aanvullende) verzoeken over de vervangende toestemming voor de inschrijving van [voornaam minderjarige01] op een kinderopvang, dan wel basisschool, in die procedure niet wordt beslist, omdat deze verzoeken geen dan wel onvoldoende samenhang vertonen met het verzoek tot echtscheiding (artikel 827 lid 1 sub f Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De verzoeken zullen daarom van die procedure worden afgesplitst en worden voortgezet als zelfstandige procedure onder bovenstaand zaak- en rekestnummer, op de zitting van de meervoudige kamer van 15 juni 2023.
De moeder heeft haar verzoek bij F9-formulier van 13 juni 2023 gewijzigd.
Op 15 juni 2023 zijn genoemde verzoeken ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat en [naam03] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] 2018 te [plaats huwelijk01] , Marokko.
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] (hierna: [voornaam minderjarige01] ).
- [voornaam minderjarige01] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- De vader en de moeder oefenen het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige01] uit.
- Bij vonnis in kort geding van 23 maart 2023 van de voorzieningenrechter in deze rechtbank is de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering om vervangende toestemming te verlenen om [voornaam minderjarige01] in te schrijven op één van de door haar in de dagvaarding genoemde openbare peuterspeelzalen, kinderopvangcentra en basisscholen en is de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering om vervangende toestemming te verlenen om [voornaam minderjarige01] in te schrijven op één van de door hem in de conclusie van eis in reconventie genoemde Islamitische peuterspeelzalen, kinderopvangcentra en basisscholen.

Verzoek en verweer

De vader heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
vervangende toestemming te verlenen, welke de toestemming van de moeder vervangt, om [voornaam minderjarige01] in te schrijven bij:
primair: - basisschool [basisschool01]
- Islamitisch Kindercentrum [peuterschool/buitenschoolse opvang01] als peuterschool en
buitenschoolse opvang;
subsidiair: - basisschool [basisschool02] ;
- Islamitisch Kindercentrum [peuterschool/buitenschoolse opvang02] als peuterschool en
buitenschoolse opvang;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Het zelfstandige verzoek van de moeder houdt, na wijziging van dat verzoek, in dat zij verzoekt vervangende toestemming te verlenen, welke de toestemming van de vader vervangt, om [voornaam minderjarige01] in te schrijven op (één van) de peuteropvanglocaties:
  • [peuteropvang01] ;
  • [peuteropvang02] ;
  • [peuteropvang03] ;
en (één van) de opvangcentra:
  • [opvangcentrum01] ;
  • [opvangcentrum02] ;
  • [opvangcentrum03] ;
  • [opvangcentrum04] ,
en (één van) de basisscholen:
  • [basisschool03] (Nederlandse afdeling);
  • [basisschool04] ;
  • [basisschool05] ,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige01] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht op de verzoeken te beslissen.
Op grond van artikel 1:253a , eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen, als ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat een vergelijk op de voet van het vijfde lid van genoemd artikel tussen de ouders niet mogelijk is, zal de rechtbank een beslissing nemen die haar in het belang van [voornaam minderjarige01] wenselijk voorkomt.
De vader voert ter onderbouwing van zijn verzoek aan dat de moeder en hij tijdens het huwelijk expliciet hebben afgesproken dat hun toekomstige kinderen Islamitisch onderwijs zullen volgen. Zij zijn beiden moslim en zij zijn ook als zodanig in het huwelijk getreden. De intentie was om hun kinderen een Islamitische opvoeding te geven. Daar hoort ook een Islamitische school bij. De vader betwist dat de moeder bij het maken van die afspraak onder druk is gezet. Zij is volgens de vader volledig vrij geweest om haar mening te geven. Bovendien was de moeder ten tijde van het aangaan van het huwelijk en de geboorte van [voornaam minderjarige01] nog veel geloviger dan hij. Dat de moeder nadien andere keuzes is gaan maken, doet aan de gemaakte afspraken niet af. Die afspraken moeten doorslaggevend zijn.
De vader vindt het daarnaast in het belang van [voornaam minderjarige01] dat zij een Islamitische school bezoekt. Zij leert in dat geval op een goede manier kennis te maken met de religie en de cultuur van haar ouders en familie en zal zich mede hierdoor geen buitenstaander voelen. Ook leert zij op een Islamitische school om een goede Nederlandse burger te worden en tegelijkertijd haar eigen identiteit te behouden. De vader wijst er op dat het onderwijs op deze scholen op de eerste plaats staat en religie op de tweede plaats. Het is dus niet zo dat [voornaam minderjarige01] op een Islamitische school één kant op wordt geduwd. Omdat op school aandacht wordt besteed aan het geloof, behoeft daar thuis minder aandacht aan te worden besteed. [voornaam minderjarige01] hoeft in dat geval geen weekendschool te volgen om alsnog meer te leren over de Islam. Er blijft dan tijd over voor leuke activiteiten samen. Ten slotte wijst de vader erop dat de kwaliteit van het onderwijs op Islamitische scholen hoog is, beter dan op reguliere scholen.
De moeder betwist dat de vader en zij zijn overeengekomen dat hun kinderen naar een Islamitische kinderopvang zullen gaan en Islamitisch onderwijs zullen volgen. Zij is zelf streng Islamitisch opgevoed en zij heeft nooit de ruimte gevoeld om haar eigen mening te geven, ook niet in het huwelijk. Bovendien was zij pas zestien jaar oud ten tijde van de huwelijkssluiting. Zij heeft het standpunt van de vader over Islamitisch onderwijs daarom niet altijd kunnen weerspreken. Het feit dat de moeder het standpunt van de vader niet steeds uitdrukkelijk heeft weersproken, betekent niet dat de ouders het erover eens waren dat [voornaam minderjarige01] Islamitisch onderwijs zou volgen en daar een afspraak over hadden. Inmiddels heeft de moeder zich meer ontwikkeld en voelt zij de ruimte om haar eigen beslissingen te nemen. Zij is van mening dat educatie en geloof twee gescheiden onderwerpen zijn en dat dat ook zo moet blijven. Zij vindt het belangrijk dat [voornaam minderjarige01] vrijdenkend en in een diverse omgeving opgroeit en begrip heeft voor andere culturen en geloofsovertuigingen. Het geloof is een persoonlijk en complex onderwerp. [voornaam minderjarige01] hoort dat vanuit huis mee te krijgen en niet als ideologie op de opvang en basisschool. De vader en zij zijn beiden moslim en in staat om [voornaam minderjarige01] vanuit huis het geloof mee te geven. De moeder vreest dat [voornaam minderjarige01] van jongs af aan een te eenzijdig beeld krijgt als zij zich voortdurend in een omgeving bevindt met één geloof en denkwijze. Op die manier wordt [voornaam minderjarige01] beperkt in haar mogelijkheden en haar ontwikkeling. De moeder heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat de inschrijving van [voornaam minderjarige01] op een peuteropvang inmiddels een gepasseerd station is. Het is de bedoeling dat [voornaam minderjarige01] na de zomervakantie start op de kinderopvang en ingeschreven wordt bij een basisschool.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en wat ter zitting is besproken, blijkt dat beide ouders praktiserend moslim zijn. Zij wensen [voornaam minderjarige01] beiden een opvoeding te geven waarin hun geloof een rol speelt en zij willen haar kennis laten maken met de religie en de cultuur van haar familie. In zoverre zijn de ouders het met elkaar eens. De rechtbank acht beide ouders gezien hun achtergrond in staat om [voornaam minderjarige01] een opvoeding te geven waarin de Islam een rol speelt. Nu zij beiden praktiserend moslim zijn, zal [voornaam minderjarige01] alleen al in beide thuissituaties, in aanraking komen met de Islam en de belijdenis van dit geloof. Of het volgen van Islamitisch onderwijs ook deel moet uitmaken van deze opvoeding is tussen de ouders een twistpunt. De vader wenst [voornaam minderjarige01] in te schrijven bij een school en opvanglocatie met een Islamitische grondslag. De moeder wenst [voornaam minderjarige01] in te schrijven bij een school en opvanglocatie zonder religieuze inslag.
De rechtbank overweegt dat het Islamische onderwijs een vorm van bijzonder onderwijs is dat ziet op een specifiek aspect van de Islamitische cultuur. Niet alle scholen hebben een religieuze basis en niet alle moslims volgen Islamitisch onderwijs. Hoewel de rechtbank het invoelbaar acht dat de vader Islamitisch onderwijs als een wezenlijk onderdeel van de opvoeding van zijn dochter beschouwt, is de rechtbank van oordeel dat de keuze voor speciaal (religieus) onderwijs een keuze is die zodanig persoonlijk van aard is dat deze alleen kan worden gemaakt als de ouders die persoonlijke overtuiging delen. Dit is niet het geval. De moeder kan zich niet vinden in de keuze voor Islamitisch onderwijs. Omdat de ouders het niet eens zijn over een keuze voor speciaal (religieus) onderwijs, is de inschrijving van [voornaam minderjarige01] op een school en een kinderopvangcentrum zonder religieuze inslag naar het oordeel van de rechtbank passend. De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom afwijzen en het verzoek van de moeder toe wijzen.
De vader heeft ter zitting desgevraagd aangegeven geen voorkeur te hebben voor een bepaalde openbare school of kinderopvangcentrum. Zodoende zal aan de moeder vervangende toestemming worden verleend om [voornaam minderjarige01] in te schrijven op een van de door haar genoemde scholen en kinderopvangcentra. Het verzoek om vervangende toestemming om [voornaam minderjarige01] in te schrijven op een peuterspeelzaal beschouwt de rechtbank als ingetrokken.
Het voorgaande neemt echter niet weg dat de ouders [voornaam minderjarige01] elk vanuit hun eigen achtergrond, opvoeding en thuissituatie, kennis kunnen laten maken met hun geloof en cultuur. De rechtbank acht het daarbij van belang dat beide ouders elkaar over en weer de ruimte geven en van elkaar respecteren op welke manier zij [voornaam minderjarige01] met hun geloof en cultuur laten kennismaken.
Ten slotte zal de rechtbank de proceskosten, nu het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de vader af;
verleent vervangende toestemming aan de moeder – die de toestemming van de vader vervangt – om [voornaam minderjarige01] in te schrijven op één van de door haar genoemde basisscholen en op één van de door haar genoemde kinderopvangcentra;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Koper. A. Emmens en M.E. Visser, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Laterveer-Runderkamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2023.