In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring. Eiser, een Surinaamse man, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat op 1 juli 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het terugkeerbesluit onverplicht en ten overvloede was genomen, waardoor zij zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep tegen dit besluit. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe rechtsgevolgen waren ontstaan die niet eerder waren vastgesteld.
Daarnaast werd het beroep tegen de maatregel van bewaring behandeld. Eiser voerde aan dat hij op onjuiste gronden was opgehouden, maar de rechtbank oordeelde dat de maatregel op een juiste wettelijke grondslag was gebaseerd. De rechtbank stelde vast dat eiser onrechtmatig in Nederland verbleef sinds 16 januari 2018 en dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00, te betalen aan de rechtsbijstandverlener.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de toepassing van vreemdelingenrecht en de rol van de rechtbank in het toetsen van de rechtmatigheid van besluiten van de Staatssecretaris.