In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De vreemdeling, eiser, had op 25 mei 2023 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, die met maximaal twaalf maanden werd verlengd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit verlengingsbesluit en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 7 juli 2023 gesloten.
De rechtbank overweegt dat de voorwaarden voor verlenging van de maatregel van bewaring zijn voldaan. Eiser heeft niet meegewerkt aan zijn uitzetting, wat heeft geleid tot vertraging in het proces. De rechtbank stelt vast dat er geen aanknopingspunten zijn dat het zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt, ondanks de stelling van eiser dat de Marokkaanse autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de vertraging. De rechtbank wijst erop dat de weigering van eiser om mee te werken aan een presentatie aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko een belangrijke factor is in de beoordeling van de verlenging van de maatregel.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.