ECLI:NL:RBDHA:2023:10409
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Jemenitische nationaliteit, op 13 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 januari 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 15 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft echter geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag op 13 juli 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 13 januari 2023. Echter, de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen, zoals toegestaan onder artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een situatie die een verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde. Hierdoor was de ingebrekestelling van 25 januari 2023 prematuur, en voldeed het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals beschreven in artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.