ECLI:NL:RBDHA:2023:10403
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de niet-verlening van een a-status verblijfsvergunning asiel en de beoordeling van procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres, met de Eritrese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een a-status verblijfsvergunning, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft haar slechts een b-status verleend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep, omdat een a-status een betere rechtspositie biedt in het kader van gezinshereniging en sociale voorzieningen.
De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank overweegt dat eiseres geen procesbelang heeft bij het door haar ingestelde beroep, aangezien het doel van de asielprocedure, het verkrijgen van internationale bescherming, reeds is bereikt met de verleende b-status. De rechtbank concludeert dat er geen significant verschil in rechtspositie bestaat tussen de a-status en b-status in de context van de door eiseres aangevoerde argumenten. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 januari 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.