ECLI:NL:RBDHA:2023:10383

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
NL22.19988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Surinaamse vrouw, had verzocht om een verblijfsvergunning op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarin het recht op respect voor privé- en familieleven is vastgelegd. De aanvraag werd afgewezen op 1 februari 2022, en het bezwaar daartegen werd op 9 september 2022 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij niet genoeg geld had om het griffierecht te betalen en vroeg om vrijstelling, wat door de rechtbank werd toegewezen.

Tijdens de zitting op 24 januari 2023, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, werd het beroep behandeld. Eiseres voerde aan dat er wel degelijk sprake was van familieleven met haar kinderen en kleinkinderen, en dat verweerder ten onrechte geen hoorzitting had gehouden na haar bezwaar. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder in deze zaak niet verplicht was om een hoorzitting te houden, omdat eiseres in bezwaar geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die het gestelde familieleven konden onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om de afwijzing van de aanvraag te weerleggen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van meer dan gebruikelijke banden tussen eiseres en haar dochters, en dat de bewijsstukken die eiseres had ingediend, niet konden leiden tot een ander besluit. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.19988
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B.S. Bernard),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

In het besluit van 1 februari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM afgewezen.
In het besluit van 9 september 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.19992, op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft daarvoor de volgende motivering.
Vrijstelling griffierecht
2. Eiseres heeft gesteld dat zij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen. Daarom heeft zij gevraagd om vrijstelling. De rechtbank beslist dat eiseres aannemelijk
heeft gemaakt dat zij niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Daarom hoeft zij geen griffierecht te betalen.
Inleiding
4. Eiseres heeft de Surinaamse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 1] 1970. Zij heeft een aanvraag ingediend voor verblijfsvergunning regulier omdat zij in Nederland haar privéleven wil uitoefenen en familieleven met haar kinderen en kleinkinderen op grond van artikel 8 van het EVRM.
Bestreden besluit
5. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen. Kort gezegd vindt verweerder dat er tussen eiseres en haar echtgenoot, tussen eiseres en haar dochters en tussen eiseres en haar kleindochters geen familieleven bestaat zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Verweerder vindt ook dat er geen privéleven in Nederland bestaat in de zin van dit artikel.
Standpunt van eiseres
6. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij heeft daarvoor diverse argumenten aangevoerd. De rechtbank legt hierna uit waarom zij eiseres hierin geen gelijk geeft.
Hoorplicht
7. Eiseres vindt allereerst dat verweerder haar, nadat zij bezwaar had gemaakt, ten onrechte niet heeft gehoord. Verweerder had dit wel moeten doen omdat eiseres in bezwaar foto’s en schermafdrukken van gespreksgeschiedenis heeft ingediend. Tijdens een hoorzitting had verweerder hierover moeten doorvragen en had verweerder nog ontbrekende informatie boven tafel kunnen krijgen. Eiseres verwijst naar een uitspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken1 en naar een werkinstructie2 en informatiebericht3 van verweerder.
8. De rechtbank geeft eiseres hierin geen gelijk. Uit de uitspraak en de werkinstructie die eiseres heeft genoemd, blijkt het volgende. Het uitgangspunt is dat verweerder een hoorzitting houdt in zaken waarin een beroep wordt gedaan op artikel 8 van het EVRM. Maar van dat uitgangspunt kan in een individuele zaak worden afgeweken.
De rechtbank vindt dat verweerder dat in deze zaak mocht doen. Daarvoor is van belang dat eiseres in bezwaar geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft genoemd om het gestelde familieleven met haar kinderen en kleinkinderen toe te lichten. Eiseres heeft enkel een aantal bewijsstukken ingediend, namelijk een aantal foto’s en schermafdrukken van gespreksgeschiedenis. Verder heeft zij verwezen naar een uitspraak in een andere zaak over familieleven tussen een grootouder en een kleinkind en naar artikel 3 van het IVRK. De rechtbank vindt dat het op voorhand duidelijk was dat deze bewijsstukken en deze argumenten niet konden leiden tot een ander besluit. Verder is van belang dat eiseres in bezwaar werd bijgestaan door een professioneel gemachtigde en dat eiseres niet heeft gevraagd om een hoorzitting.
Familieleven
9. Eiseres vindt verder dat er wel sprake is van familieleven met haar kinderen en kleinkinderen. Zij heeft in dit kader naar voren gebracht: (1) dat zij, ondanks het feit dat
1. Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtsprak van de Raad van State (ABRvS) van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
2 Werkinstructie 2019/16
3 IB 2022/60.
haar echtgenoot in Suriname woont, in Nederland bij haar kinderen en kleinkinderen verblijft, (2) dat zij op [geboortedatum 2] 2022 oma is geworden van haar vierde kleinkind, voor wie zij een reguliere zorgtaak heeft, en (3) dat haar dochters haar begeleiden bij ziekenhuisbezoeken. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eiseres de volgende bewijsstukken ingediend:
  • foto’s van eiseres met haar vierde kleinkind;
  • een schermafdruk van sms-berichten inzake herinneringen van afspraken in het Flevoziekenhuis in de periode van mei tot augustus 2022;
  • een brief van 11 januari 2023 van haar dochter [dochter] en haar partner over de rol die eiseres speelt in het leven van het laatst geboren kleinkind.
10. De rechtbank oordeelt dat wat eiseres heeft aangevoerd, niet kan leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit niet klopt. Het feit dat eiseres gescheiden woont van haar echtgenoot in Suriname en bij haar dochters in Nederland verblijft, is op zichzelf onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van meer dan gebruikelijke banden tussen eiseres en haar dochters en hechte persoonlijke banden met de kleinkinderen. Voor wat betreft de stelling van eiseres over het vierde kleinkind geldt dat zij is geboren nadat verweerder het bestreden besluit heeft genomen. Verweerder heeft deze omstandigheid dus niet mee kunnen nemen in het bestreden besluit. De foto’s en de brief over de rol die eiseres speelt in het leven van het vierde kleinkind kunnen het besluit daarom ook niet anders maken. Voor wat betreft de stelling over de ziekenhuisbezoeken is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat dit onvoldoende is voor de conclusie dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar dochters. Voor wat betreft de verklaringen van de dochters van eiseres ter zitting, overweegt de rechtbank als volgt. De dochters van eiseres hebben ter zitting toegelicht dat en waarom eiseres onmisbaar is in de opvang en zorg voor de kleinkinderen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee geen rekening kunnen houden, aangezien deze toelichting niet is aangevoerd in de aanvraagfase en ook niet in de bezwaarfase. Ook in de beroepsgronden is dit niet naar voren gebracht.
11. Het beroep is dus ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2023 door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
31 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.