ECLI:NL:RBDHA:2023:10382

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15278
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en registratie nationaliteit van tijdens asielprocedure geboren kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, heeft beroep ingesteld tegen de registratie van de nationaliteit van haar jongste dochter, die tijdens de asielprocedure is geboren. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingewilligd, maar de eisers waren het niet eens met de vaststelling van de nationaliteit van de jongste dochter, die als Sierra Leoonse was geregistreerd, terwijl de oudere zussen Gambiaanse nationaliteit hadden.

De rechtbank heeft op 13 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep mede betrekking heeft op besluiten tot intrekking of wijziging van het bestreden besluit, tenzij partijen onvoldoende belang hebben. De staatssecretaris heeft in een aanvullend besluit de ingangsdatum van de verblijfsvergunning aangepast, maar het beroep richtte zich nog steeds tegen de registratie van de nationaliteit van de jongste dochter.

De rechtbank concludeert dat eisers geen procesbelang hebben bij de beoordeling van het beroep, omdat de gevraagde verblijfsvergunning is verleend en de registratie van de nationaliteit niet kan leiden tot een gunstiger positie. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten tot een bedrag van € 837,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15278

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam],
[naam],
[naam](hierna: de jongste dochter),
tezamen eisers,
(gemachtigde: mr. W. Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

Inleiding

1. Bij besluit van 26 april 2023 heeft verweerder de aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de ingangsdatum van de verblijfsvergunning en de vaststelling van de nationaliteit van de jongste dochter.
2. Bij aanvullend besluit van 10 juli 2023 is de ingangsdatum van de verblijfsvergunning voor de voor 2019 geboren eisers aangepast naar 2 januari 2019.
3. De rechtbank heeft het beroep op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Overwegingen

4. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb [1] heeft het beroep mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
5. Verweerder is met het aanvullend besluit tegemoet gekomen aan het beroep van eisers voor zover gericht tegen de ingangsdatum van de verblijfsvergunning. Het beroep richt zich daarom uitsluitend nog tegen de registratie van de Sierra Leoonse nationaliteit van de jongste dochter. Daarbij is er op gewezen dat de oudere zussen met de Gambiaanse nationaliteit zijn geregistreerd.
6. De rechtbank beoordeelt allereerst (ambtshalve) of eisers nog procesbelang hebben bij de beoordeling van het beroep.
7. Bij brief van 29 juli 2019 heeft verweerder aan eiseres en haar partner bericht dat uit de BRP [2] informatie is verkregen waaruit blijkt dat zij een kind hebben gekregen. Daarbij is als nationaliteit van het kind de nationaliteit van de vader (Sierra Leoonse) vermeld.
8. Op 15 april 2021 heeft eiseres verzocht de lopende asielaanvraag ook te doen gelden voor de nadien in Nederland geboren dochter.
9. De gemachtigde van eisers heeft aangevoerd dat verweerder moet motiveren waarom bij de jongste dochter tot de Sierra Leoonse nationaliteit is gekomen.
10. Verweerder heeft zich bij brief van 10 juli 2023 primair op het standpunt gesteld dat procesbelang ontbreekt. Verder is uitgelegd dat bij het nemen van het besluit is uitgegaan van de nationaliteit die in het systeem van verweerder, Indigo, is opgenomen. Volgens verweerder wordt deze nationaliteit door het systeem automatisch verwerkt op basis van de BRP-registratie en hebben eiseres en haar partner zelf bij de gemeente aangegeven dat de jongste dochter de Sierra Leoonse nationaliteit heeft. Verweerder stelt dat eiseres zich kan wenden tot de gemeente met een verzoek op grond van artikel 2.58 van de Wet BRP tot verbetering van de gegevens van de jongste dochter in de BRP inzake haar nationaliteit.
11. Eisers hebben dit standpunt verder niet bestreden, door bijvoorbeeld nadere stukken te overleggen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers, desgevraagd, geantwoord dat niet wordt gesteld dat de registratie van de Sierra Leoonse nationaliteit verkeerd is, maar dat verweerder moet motiveren waarom hij tot de Sierra Leoonse nationaliteit is gekomen.
12. Een belanghebbende kan bij de terzake bevoegde rechter slechts opkomen tegen een besluit, indien hij bij het instellen van dat rechtsmiddel belang heeft, in die zin dat hij daardoor in een gunstiger positie zou kunnen geraken. [3]
13. De rechtbank is van oordeel dat eisers geen rechtens te respecteren belang hebben bij een beoordeling van het beroep gericht tegen het besluit waarbij aan hun de gevraagde verblijfsvergunning is verleend. De aanvraag van eisers strekte tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Met het bestreden besluit en het aanvullend besluit is dus bereikt wat met de aanvraag is beoogd. Het enkele verkrijgen van een in een besluit neergelegde motivering omtrent de vermelding van de Sierra Leoonse nationaliteit bij de jongste dochter levert hier geen procesbelang op. [4] Ook overigens is procesbelang niet gebleken of aannemelijk gemaakt.

Conclusie en gevolgen

14. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eisers geen procesbelang (meer) hebben bij het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
15. Gelet op de gewijzigde ingangsdatum van de verblijfsvergunning worden de proceskosten voor het ingediende beroepschrift (€ 837,-) wel vergoed conform het aangeboden bedrag.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Basisregistratie Personen
3.vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 14 juni 2005, ECLI:NL:RVS:2005:BA2541.
4.vgl. de uitspraken van de ABRvS van 14 juni 2005, 200500090/1 en 14 januari 2009, 200805149/1