ECLI:NL:RBDHA:2023:10382
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en registratie nationaliteit van tijdens asielprocedure geboren kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, heeft beroep ingesteld tegen de registratie van de nationaliteit van haar jongste dochter, die tijdens de asielprocedure is geboren. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingewilligd, maar de eisers waren het niet eens met de vaststelling van de nationaliteit van de jongste dochter, die als Sierra Leoonse was geregistreerd, terwijl de oudere zussen Gambiaanse nationaliteit hadden.
De rechtbank heeft op 13 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep mede betrekking heeft op besluiten tot intrekking of wijziging van het bestreden besluit, tenzij partijen onvoldoende belang hebben. De staatssecretaris heeft in een aanvullend besluit de ingangsdatum van de verblijfsvergunning aangepast, maar het beroep richtte zich nog steeds tegen de registratie van de nationaliteit van de jongste dochter.
De rechtbank concludeert dat eisers geen procesbelang hebben bij de beoordeling van het beroep, omdat de gevraagde verblijfsvergunning is verleend en de registratie van de nationaliteit niet kan leiden tot een gunstiger positie. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten tot een bedrag van € 837,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.