ECLI:NL:RBDHA:2023:10347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
C/09/648278 / JE RK 23-1125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, hierna te noemen [minderjarige01], [minderjarige02] en [minderjarige03]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 2 juni 2023 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van één jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en [minderjarige03] in een gezinsgerichte voorziening. De ouders, die met elkaar zijn gehuwd, zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen en hebben ingestemd met de ondertoezichtstelling en de verlenging van de uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de opvoedsituatie van de kinderen, die al geruime tijd onveilig en onrustig is. De ouders maken gebruik van fysiek corrigeren en schreeuwen, en zijn onvoldoende emotioneel beschikbaar voor de kinderen. De kinderen vertonen grensoverschrijdend gedrag en de situatie thuis heeft geleid tot ernstige gedragsproblemen. De Raad heeft geconstateerd dat de ouders na de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing liefdevol zijn naar de kinderen en dat de samenwerking met hen goed verloopt.

De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn vervuld. De kinderrechter heeft de kinderen onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, waarbij de uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een jeugdhulpaanbieder en [minderjarige03] in een gezinsgerichte voorziening is goedgekeurd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/648278 / JE RK 23-1125
Datum uitspraak: 14 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam01] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] ,

[naam02] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [minderjarige02] ,

[naam03] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [minderjarige03] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam04] ,

hierna te noemen: de moeder,
en
[naam05],
hierna te noemen: de vader,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders,
samen wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J.P. den Besten, te [vestigingsplaats] ;
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 2 juni 2023, ingekomen bij de griffie op 5 juni 2023;
- het rapport met bijlagen van de Raad van 5 juni 2023, ingekomen bij de griffie op 5 juni 2023.
Op 14 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader en de moeder, bijgestaan door mr. J.P. den Besten;
- [naam06] namens de Raad;
- [naam07] namens de gecertificeerde instelling.

De feiten

De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] .
[minderjarige01] en [minderjarige02] verblijven in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en [minderjarige03] verblijft in een gezinsgerichte voorziening.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 maart 2023 [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] voorlopig onder toezicht gesteld tot 15 juni 2023 en een machtiging verleend [minderjarige01] en [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 15 juni 2023 en [minderjarige03] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 15 juni 2023.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] voor de duur van één jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige03] in een gezinsgerichte voorziening voor de duur zes maanden. Ter zitting heeft de Raad de verzochte termijn van uithuisplaatsing van [minderjarige02] en [minderjarige03] - met instemming van alle partijen – mondeling uitgebreid naar negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
De Raad heeft grote zorgen over de opvoedomgeving van de kinderen, omdat deze al geruime tijd onrustig en onveilig is en omdat de ouders gebruik maken van fysiek corrigeren en schreeuwen. De ouders zijn verder onvoldoende emotioneel beschikbaar voor de kinderen. De ouders kampen beiden met persoonlijke problematiek en de moeder geeft aan een belast verleden te hebben. De vader is gediagnosticeerd met ASS. De kinderen worden erg belast door de situatie thuis. De kinderen vertonen als reactie op de onrust thuis grensoverschrijdend gedrag en veroorzaken ook bij elkaar veel spanning en agressie. Het lukt de ouders niet om hen voldoende te begrenzen en de escalaties tussen de kinderen zijn fors. Dit triggert vervolgens weer agressief gedrag van de ouders naar de kinderen toe. Sinds het uitspreken van de voorlopige ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de kinderen heeft de Raad gezien dat de ouders erg liefdevol zijn naar de kinderen en dat de samenwerking met hen erg goed verloopt. De ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de kinderen is nodig zodat de kinderen verder tot rust kunnen komen en de ouders en de kinderen samen en individueel de behandeling kunnen krijgen die zij nodig hebben om de systeemproblematiek weg te nemen en om hen te helpen met hun persoonlijke problematiek.
De gecertificeerde instelling onderstreept het verzoek van de Raad, maar heeft daarbij aangegeven dat het beter zou zijn als de uithuisplaatsing voor alle kinderen voor de duur van negen maanden wordt uitgesproken, zodat de ouders en de kinderen tijd hebben om hun behandelingen te doorlopen. De gecertificeerde instelling constateert dat er sprake was van een erg zorgelijke thuissituatie, maar merkt ook dat dit goed met de ouders besproken kan worden en dat zij heel gemotiveerd zijn om dit te veranderen en om aan zichzelf te werken. Het is goed dat zowel de ouders als de kinderen nu tot rust komen. [minderjarige01] en [minderjarige02] wonen nu nog wel erg ver weg, wat een uitbreiding van de omgang lastig maakt. Omdat thuisplaatsing het uiteindelijke doel is van de maatregelen, wordt er nu uitgezocht of zij in een dichterbij gelegen gezinshuis geplaatst kunnen worden. Het gaat naar omstandigheden goed met de kinderen en het gedrag dat zij lieten zien in de eerste weken, is erg verbeterd. In het begin konden de kinderen door hun onderlinge spanningen niet samen geplaatst worden, maar dit is nu anders. De gecertificeerde instelling vindt dat het goed zou zijn als alle kinderen uiteindelijk in een gezinsgerichte voorziening zouden verblijven.

Het standpunt van de belanghebbenden

De ouders gaan akkoord met de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van één jaar en sluiten zich aan bij het verzoek van de gecertificeerde instelling met betrekking tot de termijn van de uithuisplaatsing van de kinderen. Na zes maanden kan er nog moeilijk gekeken worden hoe de behandelingen en de situatie zich ontwikkelen en de ouders vinden dus dat het goed is om hier negen maanden de tijd voor te nemen. Op die manier kan iedereen op zijn eigen tempo aan zijn traject werken.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Er bestaan grote zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen en over het effect van deze situatie op hun ontwikkeling. Tijdens het onderzoek van de Raad tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling is duidelijk geworden dat de kinderen erg belast worden door de instabiele en onveilige thuissituatie. Dit blijkt onder andere uit hetgeen de jeugdbeschermer ter zitting heeft verteld over de verbetering van het gedrag van de kinderen nu zij niet langer thuis wonen en zij dus niet meer aan deze instabiliteit worden blootgesteld. Ook wordt gezien dat de strijd tussen de kinderen onderling nu veel minder is. De kinderrechter ziet dat de samenwerking tussen de ouders en de jeugdbeschermer goed verloopt, dat de ouders inzicht hebben in hun eigen problematiek en in de problematiek in hun gezin en dat de kinderen nu tot rust komen en er verbetering te zien is in hun gedrag. De kinderrechter vindt het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft die zicht blijft houden op deze vooruitgang en die erop toeziet dat alle gezamenlijke en individuele behandelingen doorgang vinden. De kinderrechter zal daarom [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b (BW).
Hoewel de kinderen hun ouders erg missen, is duidelijk dat het beter met hen gaat nu ze niet meer thuis wonen. Voorheen werden er bij elk kind ernstige gedragsproblemen gezien, die ook tussen de kinderen onderling tot agressie leidden. De kinderrechter volgt de gecertificeerde instelling en de ouders in hun opvatting dat het beter zou zijn als alle kinderen voor de duur van negen maanden uit huis zullen worden geplaatst, zodat zij de tijd kunnen nemen om verder tot rust te komen en zodat zowel de ouders als de kinderen de voor hen benodigde behandeling kunnen ontvangen. Alle betrokken partijen zijn het erover eens dat het voor de kinderen op dit moment niet mogelijk is om dit vanuit de thuissituatie te doen. De kinderrechter overweegt verder dat het goed is als er voor [minderjarige01] en [minderjarige02] een wijziging kan komen in de categorie van de uithuisplaatsing naar een gezinsgerichte voorziening, nu de jeugdbeschermer heeft geconstateerd dat dit meer in hun belang is en omdat zij dan dichter bij de ouders kunnen zijn. Dit zal een uitbreiding van het contact met de ouders bevorderen en hiermee ook het werken aan een terugplaatsing van de kinderen, wat immers het doel is van de maatregelen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 14 juni 2023 tot 14 juni 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] , [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en [minderjarige03] in een gezinsgerichte voorziening met ingang van 14 juni 2023 tot 14 maart 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023, in aanwezigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.