Op 14 juni 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing werd ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de veiligheid en het welzijn van [minderjarige]. De kinderrechter had eerder op 24 mei 2023 een spoedmachtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, maar de ouders van [minderjarige] trokken later hun instemming in. Tijdens de zitting op 9 juni 2023 werd het verzoek van de officier van Justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging aangehouden, zodat dit gelijktijdig kon worden behandeld met het verzoek van de Raad.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige], maar oordeelde dat de maatregel van voorlopige ondertoezichtstelling niet noodzakelijk was om een acute bedreiging weg te nemen. De rechtbank verleende wel een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, wat betekent dat [minderjarige] passende zorg zal ontvangen. De kinderrechter wees het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing af, omdat er geen toestemming van de ouders was en de zorgmachtiging voldoende werd geacht.
De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 13 juli 2023.