ECLI:NL:RBDHA:2023:103
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening mvv nareis en gezinshereniging in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Arslan, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin is bepaald dat zij haar mvv-sticker pas vanaf 22 juni 2023 kan ophalen. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De achtergrond van de zaak betreft een aanvraag voor een mvv nareis die op 28 maart 2022 door de referent is ingediend. De referent heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en heeft de vluchtelingenstatus. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de mvv is ingewilligd, maar dat de staatssecretaris heeft bepaald dat de mvv-sticker pas op een later tijdstip kan worden opgehaald, afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikte huisvesting voor de referent.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de eis van geschikte huisvesting in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank heeft eerder in een soortgelijke zaak geoordeeld dat de nareismaatregel niet langer dan zes maanden mag duren en dat gezinsleden direct de mvv mogen ophalen als de referent passende huisvesting heeft. Gezien de belangen van verzoekster om snel herenigd te worden met de referent, heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat de staatssecretaris wordt opgedragen om verzoekster onmiddellijk in de gelegenheid te stellen haar mvv-sticker af te halen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.