ECLI:NL:RBDHA:2023:103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
NL23.295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening mvv nareis en gezinshereniging in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Arslan, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin is bepaald dat zij haar mvv-sticker pas vanaf 22 juni 2023 kan ophalen. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De achtergrond van de zaak betreft een aanvraag voor een mvv nareis die op 28 maart 2022 door de referent is ingediend. De referent heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en heeft de vluchtelingenstatus. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de mvv is ingewilligd, maar dat de staatssecretaris heeft bepaald dat de mvv-sticker pas op een later tijdstip kan worden opgehaald, afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikte huisvesting voor de referent.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de eis van geschikte huisvesting in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank heeft eerder in een soortgelijke zaak geoordeeld dat de nareismaatregel niet langer dan zes maanden mag duren en dat gezinsleden direct de mvv mogen ophalen als de referent passende huisvesting heeft. Gezien de belangen van verzoekster om snel herenigd te worden met de referent, heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat de staatssecretaris wordt opgedragen om verzoekster onmiddellijk in de gelegenheid te stellen haar mvv-sticker af te halen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.295

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [nummer 1]
(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 28 maart 2022 heeft [de persoon] (referent, V-nummer: [nummer 2] ) voor verzoekster een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis ingediend. Met het besluit van 2 januari 2023 (het besluit) heeft verweerder de gevraagde mvv’s verleend. Vanaf 22 juni 2023 kan verzoekster een afspraak maken bij de Nederlandse ambassade in [plaats] ( [land] ) om haar mvv-sticker aan te vragen.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het deel van het besluit waarin staat dat zij haar mvv’s pas vanaf 22 juni 2023 kunnen ophalen. Ook heeft verzoekster de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat de verweerder wordt opgedragen om binnen 24 uur de ambassade de opdracht te geven om de mvv’s te verstrekken.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op 16 maart 2022 is aan referent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Referent heeft de vluchtelingenstatus. Hij heeft op 28 maart 2022 een mvv nareis aangevraagd voor zijn vrouw. Dat verzoekster in aanmerking komt voor de gevraagde mvv is niet in geschil. Deze aanvraag is namelijk ingewilligd. Het gaat in deze zaak alleen om de vraag of verweerder heeft mogen bepalen dat verzoekster de mvvsticker met ingang van 22 juni 2023 kan ophalen, tenzij referent eerder over geschikte huisvesting beschikt.
2. Verzoekster voert samengevat aan dat de eis dat referent geschikte huisvesting heeft voordat een mvv kan worden afgegeven, in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en de Gezinsherenigingsrichtlijn [2] .
3.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat de meervoudige kamer van de rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, op 23 december 2022 uitspraak heeft gedaan over een soortgelijke zaak [3] . Ook in die uitspraak gaat het om een referent met de Turkse nationaliteit die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft gekregen vanwege zijn vluchtelingenstatus. De rechtbank heeft in de uitspraak van 23 december 2022 een oordeel gegeven over de nareismaatregel. Deze maatregel komt erop neer dat gezinsleden vanaf het moment van verlening van de mvv in beginsel zes maanden moeten wachten tot ze hun mvv daadwerkelijk mogen ophalen. De wachttermijn mag in ieder geval niet langer zijn dan zes maanden en de totale termijn vanaf het moment van de aanvraag om een mvv tot het afhalen van de mvv niet langer dan vijftien maanden. Als de referent passende huisvesting heeft, gelden deze regels niet en mogen de gezinsleden direct de mvv ophalen. Kort weergegeven heeft de rechtbank geconcludeerd dat de nareismaatregel in strijd is met de Vw en de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank heeft ook geconcludeerd dat (mogelijke) schending van artikel 3 van het EVRM [4] geen grondslag biedt voor de door verweerder afgekondigde nareismaatregel.
3.2.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in deze zaak tot een andere conclusie te komen dan de rechtbank in de uitspraak van 23 december 2022 heeft getrokken. Gelet op de overwegingen van de rechtbank in deze uitspraak, heeft het bezwaar van verzoekster een grote kans van slagen. Daarom wegen de belangen van verzoekster om zo snel mogelijk met referent herenigd te worden, zwaarder dan het belang van verweerder. Dit betekent dat de voorzieningenrechter reden ziet om de door verzoekster verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen in die zin dat verweerder verzoekster onmiddellijk in de gelegenheid moet stellen om haar mvv-sticker af te halen bij de Nederlandse ambassade in [plaats] ( [land] ).
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- schorst het bestreden besluit, voor zover daarin is bepaald dat verzoekster vanaf 22 juni 2023 haar mvv-sticker kan aanvragen;
- draagt verweerder op om de Nederlandse ambassade te [plaats] ( [land] ) binnen 24 uur na deze uitspraak te machtigen om de al toegekende machtiging tot voorlopig verblijf aan verzoekster af te geven;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Richtlijn 2003/86/EG.
3.Te vinden op: rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBDHA:2022:14097.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.