ECLI:NL:RBDHA:2023:10299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
NL23.11178
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag en de niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 29 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 7 april 2023 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser op 26 mei 2023 met onbekende bestemming uit de opvanglocatie is vertrokken en dat er op 12 juni 2023 een Dublin claim-in is binnengekomen vanuit België. De rechtbank stelt vast dat als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd, zonder kennisgeving vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

De gemachtigde van eiser heeft op 21 juni 2023 laten weten dat er geen contact meer is met eiser. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte internationale bescherming in Nederland. Daarom heeft hij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11178

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.M. Schurink-Smit),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: L.J.M. Rog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 29 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond bij bestreden besluit van 7 april 2023.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De rechtbank beoordeelt allereerst of eiser nog belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep. De reden hiervoor is dat de staatssecretaris heeft gemeld dat eiser op 26 mei 2023 met onbekende bestemming uit de opvanglocatie zou zijn vertrokken. Daarna zou op 12 juni 2023 een Dublin claim-in zijn binnengekomen vanuit België.
4. Als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1]
5. Gemachtigde van eiser heeft op 21 juni 2023 laten weten dat er geen contact meer is met eiser. Daarom moet worden aangenomen dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte internationale bescherming in Nederland en heeft hij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze
partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend
binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de
behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de
indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.