ECLI:NL:RBDHA:2023:10228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
C/09/648379 / JE RK 23-1137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een jeugdhulpvoorziening

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft op 5 juni 2023 een verzoek ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige], die een onrustige jeugd heeft gehad en kwetsbaar is door persoonlijke problematiek en conflicten tussen haar ouders. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader van [minderjarige] en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige verblijfplaats van [minderjarige] in een gezinshuis niet langer haar veiligheid kan waarborgen. Er zijn zorgen over haar seksuele ontwikkeling en de keuzes die zij maakt in haar contacten met mannen. De gezinshuisouder heeft aangegeven dat hij de veiligheid van [minderjarige] en de andere kinderen niet meer kan garanderen. De kinderrechter heeft de noodzaak van de uithuisplaatsing onderbouwd met de argumenten van de gecertificeerde instelling, die heeft aangegeven dat [minderjarige] intensieve hulpverlening nodig heeft. De kinderrechter heeft besloten dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige].

De beslissing van de kinderrechter houdt in dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] ingaat op 14 juni 2023 en geldig is tot 6 april 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de vader om aanhouding van de zaak is afgewezen. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/648379 / JE RK 23-1137
Datum uitspraak: 14 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,

locatie Rotterdam, hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
betreffende

[naam01] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[naam03] ,

Hierna te noemen: de gezinshuisvader,
wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de gecertificeerde instelling van 5 juni 2023, ingekomen bij de griffie op 5 juni 2023;
- het ter zitting verlegde verzoek van de gecertificeerde instelling van 6 juni 2023.
Op 14 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] ;
- de vader;
- [naam04] en [naam05] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige] is voorafgaand aan de zitting ook in raadkamer gehoord.

De feiten

[minderjarige] is erkend door de vader.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 april 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 6 april 2024 en voor diezelfde periode de machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening verlengd.

Het verzoek

De gecertificeerde instelling heeft verzocht om toestemming voor wijziging in het verblijf van de minderjarige ex art 1:265i van het Burgerlijk Wetboek. Ter zitting heeft de gecertificeerde instemming haar verzoek gewijzigd en heeft zij verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
[minderjarige] heeft een zeer onrustige jeugd gehad door de vele wisselingen van haar woon- en opvoedomgeving. Er was bij haar sprake van persoonlijke problematiek en van strijd tussen haar ouders. [minderjarige] is hierdoor erg kwetsbaar en heeft een heel laag zelfbeeld. In de afgelopen peridode zijn er ernstige zorgen ontstaan om haar seksuele ontwikkeling en de keuzes die zij maakt in haar contact met mannen, welke haar veiligheid in het geding brengen. De gezinshuisouder heeft aangegeven dat hij door de toename in het opzoeken van grenzen op seksueel gebied door [minderjarige] haar veiligheid niet langer kan waarborgen. Dit komt onder andere omdat zij niet te begrenzen is, waardoor ook de veiligheid van de andere kinderen in het gezinshuis in het geding komt. De jeugdbeschermers hebben [minderjarige] aangemeld bij Fier, omdat zij van mening zijn dat zij intensieve hulpverlening nodig heeft om aan haar zelfbeeld en uitingen op seksueel gebied te werken. Deze instelling is gespecialiseerd op dit gebied. Er zal een intake en een screening plaatsvinden en de verwachting is dat Fier een passende plek is voor [minderjarige] . Wanneer er geen plek is bij Fier, willen de jeugdbeschermers haar op een soortelijke plek plaatsen. Horizon zou ook nog een mogelijkheid zijn.

Het standpunt van de belanghebbende

De vader heeft aangegeven het niet eens te zijn met de overplaatsing naar Fier en met het spoedkarakter van de plaatsing. Er had meer hulpverlening ingezet kunnen worden bij het gezinshuis, zodat deze overplaatsing niet nodig was geweest. Ook is het nog helemaal niet duidelijk of [minderjarige] wel bij Fier terecht kan. De vader denkt dat het een goed idee is als het verzoek wordt aangehouden tot na de intake, zodat er meer duidelijkheid is over de plaatsing. De vader vindt het verder kwalijk dat er nooit is gekeken of het een optie zou zijn om [minderjarige] bij hem te plaatsen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing in een gewijzigde categorie van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
Er bestaan grote zorgen over de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige] , nu het gezinshuis waar zij verblijft niet langer haar veiligheid kan waarborgen. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje dat veel heeft meegemaakt en een erg laag zelfbeeld heeft. Zij is zich op seksueel gebied aan het opwikkelen en zoekt hierbij op een voor haar, maar ook voor de andere gezinshuiskinderen, onveilige manier de grenzen op. Zij heeft wisselende seksuele contacten en deelt haar locatie via sociale media. Dit maakt dat de gezinshuisvader heeft aangegeven dat hij haar veiligheid niet meer kan garanderen, omdat hij geen zicht meer op haar heeft, zij zich niet aan veiligheidsafspraken houdt en omdat haar gedrag hierin ook steeds heftiger wordt. De kinderrechter volgt de gecertificeerde instelling in haar argument dat Fier een geschikte plek voor [minderjarige] zou zijn, omdat deze instelling gespecialiseerd is in problematiek met betrekking tot seksualiteit en identiteit. Wanneer er na de intake wordt vastgesteld dat Fier toch niet passend is voor [minderjarige] , acht de kinderrechter het in haar belang dat er een soortgelijke plek voor haar wordt gevonden. De kinderrechter overweegt hierbij dat [minderjarige] heeft aangegeven Fier [A] wel erg ver weg te vinden van haar vrienden en familie, en dat het daarom goed zal zijn te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om haar op termijn over te plaatsen naar Fier [B] .
De kinderrechter overweegt ten aanzien van de stelling van de vader dat er ten onrechte niet is gekeken of [minderjarige] bij hem kan worden geplaatst nog het volgende. De noodzaak van een uithuisplaatsing van [minderjarige] is al vastgesteld bij beschikking van 5 april 2023. Het gaat hier om een (nieuw) verzoek tot uithuisplaatsing met wijziging van de categorie van uithuisplaatsing. De noodzaak tot deze wijziging is, zoals hierboven is aangegeven, voldoende gebleken.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 14 juni 2023 tot 6 april 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in aanwezigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.