In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan eiser, een Colombiaanse nationaliteit hebbende persoon. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze zaak. Eiser heeft op 16 juni 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat op 13 juni 2023 was genomen, waarin werd besloten om eiser per 20 juni 2023 een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Eiser heeft op 29 juni 2023 de gronden van het beroep ingediend, waarna verweerder op 5 juli 2023 een verweerschrift heeft ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd op 6 juli 2023. De rechtbank heeft de zaak op 7 juli 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, terwijl verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de vrijheid van beweging van eiser vanaf 20 juni 2023 niet meer beperkt is geweest en dat verweerder het bestreden besluit inmiddels heeft ingetrokken. Hierdoor was er geen procesbelang meer bij de beoordeling van het beroep, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. Desondanks heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, omdat het procesbelang was vervallen door het intrekken van het bestreden besluit. De proceskosten zijn vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.