Op 14 juni 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van beide kinderen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een jeugdhulpaccommodatie voor negen maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De feiten wijzen op een onveilige opvoedsituatie, waarbij de moeder kampt met alcoholproblematiek en de vader in twee verschillende landen woont, wat de stabiliteit van de kinderen beïnvloedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, vooral over [minderjarige01], die kwetsbaar is en problemen vertoont in haar ontwikkeling. De Raad heeft aangegeven dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de kinderen een stabiele basis te bieden en om de ouders te ondersteunen in hun zorg voor de kinderen.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn vervuld. De ouders zijn betrokken, maar hebben onvoldoende inzicht in de problematiek van de kinderen. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] te verlenen, met de mogelijkheid tot uitbreiding van contact met de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep is mogelijk binnen drie maanden na de uitspraak.