ECLI:NL:RBDHA:2023:10225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
C/09/648027 / JE RK 23-1083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek

Op 14 juni 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van beide kinderen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een jeugdhulpaccommodatie voor negen maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De feiten wijzen op een onveilige opvoedsituatie, waarbij de moeder kampt met alcoholproblematiek en de vader in twee verschillende landen woont, wat de stabiliteit van de kinderen beïnvloedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, vooral over [minderjarige01], die kwetsbaar is en problemen vertoont in haar ontwikkeling. De Raad heeft aangegeven dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de kinderen een stabiele basis te bieden en om de ouders te ondersteunen in hun zorg voor de kinderen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn vervuld. De ouders zijn betrokken, maar hebben onvoldoende inzicht in de problematiek van de kinderen. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] te verlenen, met de mogelijkheid tot uitbreiding van contact met de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep is mogelijk binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/648027 / JE RK 23-1083
Datum uitspraak: 14 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam01] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] ,

[naam02] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige02] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam03] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,

[naam04] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] en in [woonplaats02] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage van de Raad van 26 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2023;
- het rapport van de Raad van 26 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2023;
- het aangepaste verzoek van de Raad van 12 juni 2023.
Op 14 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- [naam05] namens de Raad;
- [naam06] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige01] is voorafgaand aan de zitting telefonisch gehoord.

De feiten

Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] .
[minderjarige02] verblijft bij de moeder.
[minderjarige01] verblijft bij [A] in [vestigingsplaats] .

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden. Ter zitting heeft de Raad toegelicht dat het ingediende verzoek strekt tot de uithuisplaatsing van alleen [minderjarige01] en dat [minderjarige02] weer thuis woont bij de moeder. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
Er bestaan zorgen om de ontwikkeling van beide kinderen, omdat er sprake is van een instabiele en een onveilige opvoedsituatie. De moeder heeft last van persoonlijke problematiek, waarbij zij overmatig alcohol nuttigde. Hierdoor had zij niet de draagkracht om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De moeder heeft aangegeven dat zij gestart is met een behandeling bij de Brijder en dat zij AA-bijeenkomsten bijwoont, maar deze ontwikkelingen zijn nog pril. Verder bestaat er een ingewikkelde situatie bij de vader, nu hij twee gezinnen heeft in twee verschillende landen. Eén gezin verblijft in Turkije en [minderjarige01] en [minderjarige02] verblijven in Nederland, waardoor hij er niet altijd voor hen kan zijn. De kinderen zelf kampen ook met problematiek. [minderjarige01] is een heel kwetsbaar meisje en er zijn zorgen om haar zelfbeeld en seksuele ontwikkeling, nu hier niet voldoende zicht op is en zij moeite heeft met grenzen stellen naar leeftijdsgenoten. [minderjarige02] komt soms terneergeslagen aan op school en hij lijkt ondergesneeuwd te worden door de situatie van [minderjarige01] . Verder bestaan er zorgen over de relatie tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] , waar soms fysiek geweld wordt gebruikt. De ondertoezichtstelling van de kinderen is nodig omdat door het alcoholgebruik van de moeder en de woonplaats van de vader, de kinderen geen stabiele basis hebben. De Raad heeft zorgen over de hechtingsrelatie tussen de kinderen en hun ouders. De Raad ziet wel dat de vader het beste voorheeft met de kinderen, maar ziet ook dat hij onvoldoende doorheeft wat de impact van het wisselen van verblijfplaatsen op hen heeft en van het feit dat hij er door zijn gezinssituatie niet altijd voor hen kan zijn. De Raad vindt het positief dat de moeder transparant is in haar problematiek en hier behandeling voor wil ontvangen en dat de vader en de moeder zich voor [minderjarige02] inzetten en dat zij achter zijn behandeling bij de Banjaard staan. [minderjarige02] woont nu met veiligheidsafspraken bij de moeder en dit lijkt ook goed te gaan. De uithuisplaatsing van [minderjarige01] is nu wel nodig omdat de vader en de moeder ambivalent zijn over haar plaatsing bij [A] en omdat het belangrijk is dat [minderjarige01] haar behandeling kan afronden. Er moet ook meer stabiliteit in de thuissituatie komen, voordat zij terug kan naar de moeder.
De gecertificeerde instelling sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. De jeugdbeschermer ziet dat de vader en de moeder erg betrokken zijn, maar ook dat zij wisselend zijn in het accepteren van hulpverlening. Er zijn daardoor zorgen over het probleeminzicht van de ouders en het effect hiervan op de ontwikkeling van de kinderen. [minderjarige01] is geplaatst bij [A] in [vestigingsplaats] omdat er zorgen waren om haar seksuele ontwikkeling en haar agressie. Er is diagnostisch onderzoek naar haar gedaan en zij zal nu starten met verschillende therapieën. Er zal samen met [A] gekeken worden of het mogelijk is om [minderjarige01] bij haar moeder te laten logeren.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft ter zitting gesteld dat zij de betrokkenheid van een jeugdbeschermer in het kader van de ondertoezichtstelling goed vindt. Zij vindt de duur van negen maanden voor de uithuisplaatsing van [minderjarige01] te lang. [minderjarige01] is al zeven maanden uit huis geweest in het vrijwillige kader en er is in deze periode geen vooruitgang geboekt in de situatie. De moeder wil benadrukken dat zij gestopt is met het overmatig gebruik van alcohol en dat zij gaat beginnen met traumabehandeling. Zij gaat elke donderdag naar een AA-bijeenkomst. De moeder heeft gesteld dat de melding van Veilig Thuis over de aanwezigheid van de kinderen ten tijde van het alcoholincident waar de politie betrokken was niet klopt, omdat de kinderen er toen niet waren. Ook klopt het niet dat de moeder de kinderen zou slaan. De moeder heeft vaak om hulp gevraagd en zij voelt zich sterk en goed genoeg om voor de kinderen te zorgen.
De vader heeft ook gesteld dat er in de afgelopen periode te weinig hulpverlening voor [minderjarige01] is geweest en dat het niet goed met haar ging toen ze bij [A] Rotterdam was. De vader gaat akkoord met de ondertoezichtstelling, maar niet met de uithuisplaatsing van [minderjarige01] . Hij vindt dat zij bij de moeder kan wonen en hij heeft er vertrouwen in dat de moeder de zorg kan dragen. De vader zou zijn kinderen nooit gevaar laten lopen. Het gaat nu beter met de kinderen en de zorgen werden groter gemaakt dan wat er daadwerkelijk gaande is. [minderjarige01] wil graag naar huis komen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Er bestaan grote zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, nu zij al geruime tijd opgroeien in een onrustige thuissituatie. Bij de moeder was sprake van overmatig alcoholgebruik, waardoor zij niet de draagkracht had om de zorg voor beide kinderen op zich te nemen. De kinderrechter acht het positief dat de moeder nu behandeling volgt en dat zij de AA-bijeenkomsten bijwoont, maar er zal eerst gekeken moeten worden welk effect dit heeft op de draagkracht van de moeder. De vader is erg betrokken bij de kinderen en is voor hen een beschermende factor, maar hij verblijft een groot deel van de tijd niet in Nederland omdat hij ook een gezin heeft in Turkije. Dit maakt dat hij de verminderde draagkracht van de moeder niet in zo’n mate kan compenseren, dat de zorgen om de kinderen kunnen worden weggenomen. Hoewel beide ouders erg betrokken zijn en zij goed met elkaar communiceren, lijken zij niet voldoende inzicht te hebben in de problemen die spelen bij de kinderen en de rol die zij hierin spelen. Het is noodzakelijk dat een jeugdbeschermer betrokken wordt die zicht kan houden op [minderjarige01] haar seksuele ontwikkeling en op de relatie tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] . Het is hierbij belangrijk dat er ook wordt onderzocht welke hulpverlening [minderjarige02] nodig heeft en hoe hij zich ontwikkelt bij de moeder. Verder kan de jeugdbeschermer de moeder volgen in haar vooruitgang omtrent haar alcoholproblematiek. De kinderrechter zal daarom [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b (BW).
Hoewel het positief is dat [minderjarige02] weer bij de moeder woont en dat dit ook goed lijkt te gaan, is het op dit moment niet mogelijk om over te gaan tot een terugplaatsing van [minderjarige01] bij de moeder. Er is veel gebeurd in de afgelopen periode en het is nodig dat [minderjarige01] een langere tijd bij [A] blijft om behandeling voor haar eigen problematiek te ontvangen. Hierbij speelt ook mee dat [minderjarige02] nu weer bij de moeder woont, wat veel kan eisen van de moeder. Er moet eerst worden gekeken hoe deze terugplaatsing verloopt, hoe de behandeling van de moeder verloopt en welk effect deze ontwikkelingen hebben op haar draaglast. De kinderrechter acht een periode van negen maanden hiervoor passend. De kinderrechter is wel van oordeel dat er in de komende periode moet worden ingezet op het uitbreiden van het contact van [minderjarige01] met haar ouders en dat er moet worden gekeken naar de mogelijkheden van een substantiëler verblijf van [minderjarige01] bij de moeder, bijvoorbeeld in de vorm van een overnachting. De kinderrechter overweegt daarbij dat wanneer er wordt vastgesteld dat de plaatsing van [minderjarige01] niet langer noodzakelijk is voor haar zorg en opvoeding en als de situatie bij de moeder het toelaat, de machtiging tot uithuisplaatsing een terugplaatsing van [minderjarige01] niet in de weg zal hoeven staan.
Daarom zal als volgt worden beslist.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 14 juni 2023 tot 14 juni 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 14 juni 2023 tot 14 maart 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in aanwezigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.