ECLI:NL:RBDHA:2023:10161

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
NL23.24496
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing ongewenstverklaring van een vreemdeling met een echtgenote in België en het recht op gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag tot opheffing van een ongewenstverklaring. Eiser, een Surinaamse man, was ongewenst verklaard na een veroordeling voor drugsmisdrijven en had sindsdien geen toegang tot Nederland. Hij had op 14 maart 2022 een aanvraag ingediend om zijn ongewenstverklaring op te heffen, omdat hij herenigd wilde worden met zijn echtgenote, Jessica Francis, die de Nederlandse nationaliteit heeft en in België woont. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen, stellende dat eiser niet voldeed aan de voorwaarde van tien jaar verblijf buiten Nederland en dat het belang van de openbare orde zwaarder woog dan het recht op gezinsleven.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder niet onzorgvuldig had gehandeld door eiser niet te horen in de bezwaarfase. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van eiser, waaronder zijn wens om een gezin te stichten, niet voldoende waren om tot vroegtijdige opheffing van de ongewenstverklaring over te gaan. De rechtbank benadrukte dat het recht op gezinsleven niet automatisch leidt tot een verplichting om de ongewenstverklaring op te heffen, vooral gezien het feit dat eiser momenteel in België wil verblijven en niet in Nederland.

De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de staatssecretaris om geen hoorzitting te houden in de bezwaarfase gerechtvaardigd was, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat het bezwaar geen aanleiding zou geven voor een ander oordeel. De rechtbank heeft de belangen van eiser afgewogen tegen de belangen van de openbare orde en heeft geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag tot opheffing van de ongewenstverklaring terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24496

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om opheffing van zijn ongewenstverklaring kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2023 op een zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Daarnaast was aanwezig Jessica Francis, de echtgenote van eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Surinaamse nationaliteit te hebben.
2. Op 10 december 2016 heeft de Koninklijke Marechaussee eiser aan de grens de toegang tot Nederland geweigerd. Bij vonnis van 19 januari 2017 heeft de rechtbank Noord-Holland eiser veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest voor het binnen Nederland brengen van een bepaalde hoeveelheid cocaïne.
3. Vervolgens heeft de commandant van de Koninklijke Marechaussee op 20 januari 2017 verweerder voorgesteld om eiser tot ongewenst vreemdeling te verklaren. Op 10 februari 2017 is eiser uitgezet naar Suriname. Bij besluit van 6 april 2017 is eiser door verweerder ongewenst verklaard. Dit staat in rechte vast.
4. Op 11 september 2019 is eiser te Paramaribo gehuwd met Jessica Francis. Zij heeft de Nederlandse nationaliteit en is sinds 2018 werkzaam en woonachtig in België.
5. Deze zaak gaat over de aanvraag van eiser van 14 maart 2022 om opheffing van zijn ongewenstverklaring. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij herenigd wil worden met zijn echtgenote. Bij besluit van 2 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat eiser ten minste tien achtereenvolgende jaren buiten Nederland heeft verbleven (artikel 6.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000). Ook stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen aanleiding is voor vroegtijdige opheffing vanwege het recht op gezinsleven (artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, EVRM). Daarbij heeft verweerder met name overwogen dat het belang van de openbare orde in Nederland voorgaat op het persoonlijke belang van eiser en dat het niet onmogelijk is om het gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen.
6. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Dit betekent dat verweerder eiser niet heeft gehoord over zijn bezwaar.
7. Hiertegen voert eiser het volgende aan. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door de aangekondigde aanvulling op de gronden van bezwaar niet af te wachten. Dankzij verweerder bevindt eiser zich in een patstelling. Eiser heeft namelijk ook een faciliterend visum aangevraagd bij de Belgische autoriteiten om zich als familielid van een Unieburger bij zijn echtgenote in België te kunnen voegen. De Nederlandse autoriteiten hebben deze aanvraag echter namens België afgewezen omdat hij vanwege zijn ongewenstverklaring internationaal gesignaleerd staat in het Schengen Informatie Systeem (SIS). De Belgische autoriteiten konden niet zelf op deze aanvraag beslissen omdat er geen Belgische vertegenwoordiging aanwezig is in Suriname. Eiser heeft het recht om gezinsleven met zijn echtgenote uit te oefenen. Het is niet mogelijk om dat in Suriname te doen omdat zijn echtgenote daar geen werk zal kunnen vinden. Ook wil eiser een gezin stichten en kan hij daarmee niet wachten totdat de termijn van tien jaren is afgelopen. Verder is van belang dat hij sinds de ongewenstverklaring geen strafbare feiten meer heeft gepleegd. Ten slotte heeft verweerder ten onrechte geen hoorzitting gehouden in de bezwaarfase.
De rechtbank oordeelt als volgt.
8. Niet in geschil is dat een verblijf van ten minste tien achtereenvolgende jaren buiten Nederland in beginsel een voorwaarde is voor opheffing van eisers ongewenstverklaring, en dat eiser niet aan deze voorwaarde voldoet. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder op goede gronden niet is overgegaan tot vroegtijdige opheffing.
9. Eiser kan niet worden gevolgd in de stelling dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de aangekondigde aanvulling op de gronden van bezwaar niet af te wachten. Op 27 juni 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt zonder daarbij gronden te vermelden. Op 26 augustus 2022 heeft verweerder eiser in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen. Op 21 september 2022 heeft eiser van die mogelijkheid gebruik gemaakt en gronden van bezwaar ingediend. Daarbij heeft hij vermeld dat deze “op korte termijn” zouden worden aangevuld. Verweerder heeft tot 25 november 2022 gewacht met het beslissen op het bezwaar. Er bestond op dat moment geen aanleiding of verplichting voor verweerder om nog langer te wachten, dan wel om eerst contact met eiser op te nemen.
10. Ook wordt eiser niet gevolgd in zijn stelling dat hij zich in een patstelling bevindt. Gebleken is dat eiser bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van het faciliterend visum voor België, en dat hij en zijn echtgenote zijn uitgenodigd om dit bezwaar op een hoorzitting toe te lichten. Dit is een afzonderlijke procedure waarvoor een afzonderlijk toetsingskader geldt. De omstandigheid dat eisers ongewenstverklaring niet is opgeheven, staat niet in de weg aan verlening van een faciliterend visum voor België. Een ongewenstverklaring is namelijk beperkt tot het grondgebied van Nederland. Ook heeft verweerder in het verweerschrift meegedeeld dat eisers SIS-signalering zal moeten worden omgezet naar een nationale signalering wanneer alsnog wordt overgegaan tot verlening van een visum. Er rustte op verweerder dan ook geen verplichting om de behandeling van het bezwaar in deze zaak af te stemmen op de behandeling van het bezwaar in de visumzaak. Daarbij speelt mee dat niet verweerder, maar de minister van Buitenlandse Zaken het bevoegde gezag is voor visa.
11. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het recht op gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM in het geval van eiser niet noopt tot vroegtijdige opheffing. Aangezien eiser heeft gevraagd om opheffing van zijn Nederlandse ongewenstverklaring, ziet deze beoordeling op de vraag of eiser in Nederland gezinsleven zou moeten kunnen uitoefenen. Het is dan ook eerst en vooral van belang dat eiser momenteel geen verblijf in Nederland, maar in België beoogt. Daarnaast betekent de omstandigheid dat de economische situatie in Suriname relatief ongunstig is niet dat het onmogelijk is om daar gezinsleven uit te oefenen. Eisers wens om een gezin te stichten wordt aldus met het bestreden besluit niet verhinderd. De omstandigheid dat eiser sinds de ongewenstverklaring geen strafbare feiten meer heeft gepleegd, is onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
12. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918, is geoordeeld dat de indiener van een bezwaarschrift in de regel gehoord moet worden, maar dat dit anders is wanneer er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar geen aanleiding is voor een ander oordeel dan vervat in het primaire besluit. Gelet op wat hiervoor is overwogen, deed deze uitzondering zich in het geval van eiser voor. Verweerder mocht daarom op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht afzien van het horen van eiser in bezwaar. Dat eiser in zijn bezwaarschrift heeft verzocht om een hoorzitting, is op zichzelf onvoldoende aanleiding om een hoorzitting te houden.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter en voorzitter, en mr. K.M. de Jager en mr. E.F. Bethlehem, rechters, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.