ECLI:NL:RBDHA:2023:10144

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
NL23.18946
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over bewaring en terugkeerbesluit van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring en het terugkeerbesluit van een Marokkaanse vreemdeling. Eiser, geboren op een onbekende datum en met de Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een aanvullend terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring die op 28 juni 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren opgelegd. Eiser betwistte de rechtmatigheid van deze besluiten en voerde aan dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn was. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan eiser op 27 juni 2023 een M122 formulier was uitgereikt, wat de rechtmatigheid van de bewaring ondersteunt. De rechtbank oordeelde dat de onbetwiste gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren om aan te nemen dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Daarnaast werd overwogen dat er geen aanknopingspunten waren om te concluderen dat het zicht op uitzetting naar Marokko ontbrak, aangezien de LP-aanvraag op 3 juli 2023 was verstuurd en de Marokkaanse autoriteiten nog niet hadden gereageerd. De rechtbank wees het beroep van eiser ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18946

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2023 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 3 juli 2023 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 4 juli 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 5 juli 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Bij besluit van 17 augustus 2012 is tegen eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaren uitgevaardigd.
3. Op 28 juni 2023 is eiser opgehouden en overbracht naar een plaats voor verhoor. Hier is hij gehoord en vervolgens in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Daarnaast heeft verweerder dezelfde dag een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd aan eiser.
M122 formulier
4. Eiser voert aan dat niet is gebleken dat gedurende het strafrechtelijk voortraject aan hem een M122 formulier is uitgereikt. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt. Uit het verweerschrift en het proces-verbaal van ophouding blijkt dat aan eiser wel degelijk een M122 formulier is uitgereikt op 27 juni 2023 om 20:16 uur. Verder heeft verweerder het M122 formulier alsnog aan het digitale dossier toegevoegd. Ook uit het formulier blijkt dat deze is uitgereikt op 27 juni 2023.
Maatregel van bewaring
5. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vb [2] , als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
6. Eiser betwist zware grond 3h. Verweerder heeft in zijn verweerschrift de zware grond 3h laten vallen, omdat deze grond feitelijk niet juist is. De rechtbank stelt vast dat eiser de overige gronden waarop de maatregel berust niet heeft betwist. De onbetwiste gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en kunnen de maatregel van bewaring al dragen.
Zicht op uitzetting
7. Verder voert eiser aan dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. Het is verweerder immers tot op heden nog niet gelukt eiser uit te zetten.
8. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 mei 2023 [3] , van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. De rechtbank neemt hierbij in acht dat eiser pas sinds 28 juni 2023 in bewaring is gesteld en dat de LP [4] -aanvraag op 3 juli 2023 naar de Marokkaanse autoriteiten is verstuurd. Verweerder is afhankelijk op dit moment van de Marokkaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten voor eiser geen LP zullen afgeven voordat de termijn van zes maanden, genoemd in artikel 59, vijfde lid, van de Vw, is verstreken.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
9. De stelling van eiser dat het terugkeerbesluit van 17 augustus 2012 niet is overgelegd en dat het terugkeerbesluit van 28 juni 2023 geen rechtsgevolgen heeft en dat het besluit daarom in strijd is met artikel 62a, eerste lid, sub a, van de Vw, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft in het verweerschrift terecht opgemerkt dat het terugkeerbesluit van 28 juni 2023 gelezen moet worden als aanvullend terugkeerbesluit waarin het land van terugkeer, Marokko, wordt genoemd. Daarnaast heeft verweerder alsnog het terugkeerbesluit van 17 augustus 2012 overgelegd. Dat er daarnaast geen termijn is toegekend voor vrijwillig vertrek, volgt de rechtbank evenmin. Nu het terugkeerbesluit van 17 augustus 2012 tevens een inreisverbod betreft, is verweerder niet gehouden een termijn voor vrijwillig vertrek toe te kennen.
Conclusie
10. Verder ziet de rechtbank ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat de (tenuitvoerlegging van de) maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest. [5]
11. Het beroep tegen de bestreden besluiten is ongegrond. Om die reden wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1968.
4.Laissez-passer.
5.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 (C., B. en X. tegen Nederland).