ECLI:NL:RBDHA:2023:10099

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
NL23.7102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Marokkaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen.

De eiser stelde dat hij vanwege mishandeling door zijn broer en bedreigingen van de broers van zijn vriendin asiel nodig had. De rechtbank oordeelde dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Marokko niet beschermd zou kunnen worden door de autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat de vrees van de eiser voor vervolging wegens seksuele relaties buiten het huwelijk niet aannemelijk was, aangezien er geen bewijs was van een lopend strafproces of veroordeling tegen hem.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat de aanvraag van de eiser kon worden afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de eiser niet had aangetoond dat hij niet de bescherming van de autoriteiten in Marokko kon inroepen, en dat de enkele stelling dat hij niet opnieuw bescherming zou vragen niet voldoende was om het oordeel van de rechtbank te weerleggen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7102

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

ProcesverloopBij besluit van 2 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.7103, op 22 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
1.2
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zijn broer zijn ouders mishandelde. Toen hij een keer ertussen sprong werd hij zelf ook mishandeld door zijn broer. Voor deze mishandeling is zijn broer veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf.
Tijdens deze periode heeft zijn broer hem bedreigd. Verder heeft eiser verklaard dat hij seks heeft gehad met zijn vriendin. Omdat hij niet met haar is getrouwd en Marokko heeft verlaten, zijn de broers van dit meisje boos op hem. Ze hebben hem bedreigende berichten gestuurd.
1.3
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen. Ten eerste de identiteit, nationaliteit en herkomst. Ten tweede de problemen met zijn broer en ten derde de problemen met de broers van het meisje. Al deze elementen worden door verweerder geloofwaardig geacht.
1.4
Verweerder heeft in het voornemen, dat deel uitmaakt van het bestreden besluit, aangegeven dat op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Bij de beoordeling van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel mede wordt betrokken dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Marokko ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat er voor hem geen mogelijkheid bestaat om bescherming van de autoriteiten in te roepen. Volgens verweerder komt uit de verklaringen van eiser naar voren dat de politie en de autoriteiten bereid zijn om hem bij zijn problemen te helpen. Zijn broer is immers veroordeeld voor de mishandeling van eiser en zijn moeder. Verder heeft eiser niet opnieuw aangifte gedaan toen zijn broer hem begon te bedreigen. Ten aanzien van de bedreigingen van de broers van het meisje waar hij een relatie mee had heeft verweerder aangegeven dat eiser nooit hulp heeft gezocht bij de autoriteiten.
1.5.1
Bij besluit van 9 november 2022 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Eiser heeft daartegen beroep ingediend. Verweerder heeft voornoemd besluit ingetrokken en op 2 maart 2023 een nieuw besluit genomen. In dat besluit is verweerder ingegaan op dat wat eiser in de zienswijze en de gronden van beroep naar voren heeft gebracht, namelijk dat seksuele omgang buiten het huwelijk strafbaar is in Marokko en dat eiser om die reden geen hulp heeft gezocht bij de autoriteiten tegen de bedreigingen van de broers van het meisje waarmee hij een relatie had.
1.5.2
Verweerder heeft in het bestreden besluit onder meer aangegeven dat uit het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht (artikel 490) blijkt dat strafrechtelijk vervolging mogelijk is wanneer sprake is van seksuele relaties buiten een huwelijk. In het geval van eiser is gesteld noch gebleken dat sprake is van een lopend strafproces of veroordeling. Dat eiser vervolgd of gestraft kan worden, betreft dan ook slechts een onzekere toekomstige gebeurtenis.
1.5.3
Verweerder wijst verder op artikel 493 van het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht. Strafbare feiten als bedoeld in artikel 490 kunnen op drie manieren bewezen worden: door een proces-verbaal van ontdekking op heterdaad door gerechtelijke politiefunctionaris, een schriftelijke bekentenis van de verdachte en/of gerechtelijke erkenning van de verdachte. Gesteld noch gebleken is dat van één van deze situaties sprake is bij eiser. Niet is gebleken dat eiser daadwerkelijk met strafrechtelijke vervolging te maken heeft gehad of zal krijgen bij terugkeer. Verweerder wijst verder op een aantal voorbeelden waaruit volgt dat de bewijsrechtelijke norm uit artikel 493 van het Wetboek van Strafrecht wordt gehandhaafd en leidend is.
1.5.4
Verweerder concludeert dat de vrees van eiser voor vervolging en veroordeling wegens seks buiten het huwelijk dan ook niet aannemelijk wordt geacht. Marokko kan als veilig land van herkomst worden aangemerkt voor eiser.
1.5.5
Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij minder gemakkelijk naar de Marokkaanse autoriteiten zal stappen, omdat hij dan melding zou moeten maken van het strafbare feit van artikel 490 van het Wetboek van Strafrecht heeft verweerder aangegeven dat dan nog immer niet is voldaan aan één van de genoemde punten van artikel 493 van het Marokkaanse strafrecht. Eiser hoeft geen bekentenis af te leggen.
2.1.1
Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld en voert aan dat de autoriteiten hem onvoldoende hebben beschermd voor de problemen met zijn broer. Zijn broer is weliswaar in detentie geplaatst, maar voor een zeer korte periode. Wederom bescherming vragen is volgens eiser op voorhand zinloos.
2.1.2
Met betrekking tot de problemen met de broers van het meisje voert eiser aan dat hij zich niet kan wenden tot de autoriteiten, omdat hij een seksuele relatie heeft gehad met het meisje en dit is strafbaar. Eiser wijst naar de bijlage bij de beoordeling van Marokko als veilig land waar staat dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst wordt voortgezet, met uitzondering van personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging.
2.1.3
De door verweerder in het bestreden besluit genoemde voorbeelden bevestigen volgens eiser het beeld dat er wel degelijk vervolging plaatsvindt. Er is dan ook onvoldoende gemotiveerd dat er geen vervolging zal plaatsvinden. Eiser wijst op de uitspraken van deze rechtbank zittingsplaats Amsterdam van 19 juli 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:11040) en zittingsplaats Middelburg van 28 juni 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2022:6398).
2.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser niet ten onrechte heeft afgewezen. Daartoe overweegt de rechtbank eerst dat niet in geschil is dat Marokko als veilig land kan worden aangemerkt. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Zo heeft verweerder zich ten aanzien van de problemen met zijn broer op het standpunt kunnen stellen zoals weergegeven onder 1.4. De enkele stelling van eiser dat zijn broer maar voor een zeer korte periode in detentie is geplaatst maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser de bescherming van de autoriteiten kan inroepen. Er is immers wel bescherming geboden. Ook is er geen aanleiding om tot het oordeel te komen dat niet opnieuw bescherming wordt geboden. Het betoog van eiser dat opnieuw bescherming vragen op voorhand zinloos, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, omdat dit betoog niet is onderbouwd.
2.3
Ten aanzien van de problemen met de broers van het meisje is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen zoals weergegeven onder 1.5.1 tot en met 1.5.5. Het betoog van eiser dat hij hoort tot de groep van personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging en hem om die reden niet kan worden tegengeworpen dat Marokko voor hem een veilig land is, volgt de rechtbank niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken dat er sprake is van een lopend strafproces of veroordeling, dat de mogelijkheid dat eiser wordt vervolgd of gestraft een onzekere toekomstige gebeurtenis is en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij terugkeer wel een reëel risico bestaat dat hij strafrechtelijke vervolgd zal worden.
2.4
De rechtbank betrekt bij het oordeel dat eiser het standpunt van verweerder zoals weergeven onder 1.5.4 niet heeft bestreden. Omdat niet is gebleken van een proces-verbaal van ontdekking op heterdaad, dan wel een schriftelijke bekentenis en/of gerechtelijke erkenning, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken dat eiser daadwerkelijk met strafrechtelijke vervolging te maken heeft gehad of zal krijgen bij terugkeer. In zoverre behoort eiser niet tot de personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging zoals omschreven in WBV 2022/18 van 13 juli 2022.
2.5
Het betoog van eiser dat hij zich niet kan wenden tot de autoriteiten, omdat hij een seksuele relatie heeft gehad met het meisje en dit is strafbaar is, slaagt niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser geen bekentenis hoeft af te leggen.
2.6
Het beroep van eiser op de door hem genoemde uitspraken treft ook geen doel, omdat in deze uitspraken, anders dan bij eiser, niet in geschil is dat de vreemdeling een risico loopt op strafvervolging.
3.1
Het beroep is ongegrond.
3.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr.M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.