Uitspraak
Beschikking op het op 16 juli 2021 ingekomen verzoekschrift van:
[naam 1] en [naam 2] ,
Procedure
Beoordeling
Beslissing
mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 april 2022.
Rechtbank Den Haag
In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 april 2022, wordt het verzoek van twee wensouders behandeld die een minderjarige hebben verworven via internationaal draagmoederschap. De wensouders, die in Nederland wonen, hebben verzocht om benoeming tot voogd over hun kind, dat in de Verenigde Staten is geboren. De rechtbank heeft eerder de behandeling van de verzoeken pro forma aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen die door de Hoge Raad zijn beantwoord in vergelijkbare zaken. De wensouders hebben hun verzoek aangevuld en vragen nu om benoeming tot voogd in afwachting van verdere juridische stappen. De rechtbank constateert dat het kind momenteel bij de wensouders verblijft, maar dat er nog geen juridische erkenning van het ouderschap heeft plaatsgevonden. Dit leidt tot complicaties in de zorg en opvoeding van het kind. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van het kind is om de wensouders tot voogd te benoemen, gezien hun zorg voor het kind sinds de geboorte en de biologische relatie van één van de verzoekers met het kind. De rechtbank wijst het verzoek toe en houdt de zaak pro forma aan tot 1 september 2022.