Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[BV I] te [plaats 1] ,
[gedaagde sub 2]te [plaats 1] ,
3.[BV II] te [plaats 1] ,
[gedaagde sub 4]te [plaats 1] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Multicopy Netherlands B.V. en verschillende gedaagden, waaronder [BV I] en [BV II]. De zaak betreft de vraag of de gedaagden zich hebben gehouden aan een non-concurrentiebeding dat was opgenomen in een franchiseovereenkomst tussen Multicopy en [BV II]. Multicopy stelt dat [BV II] en [gedaagde sub 4] onrechtmatig handelen door de activiteiten van [BV II] voort te zetten via [BV I], terwijl het non-concurrentiebeding nog van kracht is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in Den Haag betwisten, maar oordeelt dat deze bevoegdheid bestaat, gezien de aard van het kort geding en het spoedeisend belang van de zaak. De rechtbank heeft de vorderingen van Multicopy afgewezen, omdat niet aannemelijk is geworden dat de gedaagden het non-concurrentiebeding hebben overtreden. De rechtbank oordeelt dat Multicopy als in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moet vergoeden aan de gedaagden.