ECLI:NL:RBDHA:2022:9859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
22/771
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlaging van bezoldiging van een luitenant ter zee na langdurige ziekte

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een luitenant ter zee der eerste klasse, tegen de verlaging van haar bezoldiging naar 70% na een jaar ziekte. Eiseres had zich op 18 oktober 2018 ziekgemeld en na 12 maanden ziekte werd haar bezoldiging verlaagd op basis van het Inkomstenbesluit militairen (IBM). De rechtbank heeft op 1 september 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met haar gemachtigde en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar ziekte in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht. Verweerder heeft gesteld dat er geen buitensporige werkomstandigheden waren die de ziekte van eiseres hebben veroorzaakt. De rechtbank concludeert dat de verlaging van de bezoldiging naar 70% terecht is, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat de ziekte voornamelijk door haar werkomstandigheden is veroorzaakt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 23 september 2022. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Bree),
en

de commandant Zeestrijdkrachten, verweerder

(gemachtigden: mr. L.A. Visser en W.H. Talma).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verlaging van haar bezoldiging naar 70% vanwege het 12 maanden niet kunnen uitoefenen van haar functie als gevolg van ziekte.
Met het bestreden besluit van 21 december 2021 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2022 op zitting behandeld. Eiseres was aanwezig met haar gemachtigde. Verweerder liet zich vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres, luitenant ter zee der eerste klasse, is vanaf 3 mei 2014 werkzaam geweest in de functie [functienaam] ( [functienaam] ) (hierna: de functie).
Op 18 oktober 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld. Na een periode van 12 maanden van ziekte (burn out klachten) is de bezoldiging van eiseres bij besluit van 25 september 2019 verlaagd naar 70% met ingang van 18 oktober 2019 [1] (hierna: het primaire besluit). Partijen verschillen van mening of deze verlaging terecht is.
Het bestreden besluit
2. Verweerder vindt dat er geen sprake is geweest van factoren die in verhouding tot het werk van eiseres, objectief gezien, een buitensporig karakter droegen, op grond waarvan van verlaging van bezoldiging kan worden afgezien. De omstandigheid dat het bureau [naam bureau] in 2020 uitgebreid is van 1 officier en 1 onderofficier naar 2 officieren en 2 onderofficieren, is een gevolg van een verandering in het takenpakket en de uitvoering hiervan door het bureau. [naam bureau] is een zogenoemde ‘groeimarkt’ en de inzet van werkzaamheden is de afgelopen jaren breder geworden. Dit betekent niet dat er in de periode dat eiseres werkzaam was op het bureau sprake is geweest van onderbezetting of van een verkeerde inrichting van het bureau. Verweerder komt tot de slotsom dat er deels sprake is van een relatie met het werk van eiseres en de omstandigheden waaronder zij deze verrichtte, maar ook dat bij eiseres sprake is van in de persoon van eiseres gelegen omstandigheden die een oorzaak van haar ziekte zijn geweest. Eiseres heeft een sterk gevoel om te willen voldoen aan de wensen van anderen. Voor zover de werkomstandigheden al zijn aan te merken als uitlokkende factor van het ziekteverzuim, zijn zij daarmee niet in overwegende mate de oorzaak, zoals bedoeld in artikel 17, vierde lid, van het IBM.
Wat stelt eiseres in beroep?
3. Eiseres vindt dat voldoende aannemelijk is dat tijdens de uitoefening van haar functie sprake is geweest van buitensporige werkomstandigheden die ertoe hebben geleid dat zij op 18 oktober 2018 uitgevallen is wegens ziekte. Omdat het arbeidsverzuim veroorzaakt is door ziekte ten gevolge van de uitoefening van de dienst, is de verlaging van de bezoldiging naar 70% onterecht.
Wat zijn de regels?
4.1.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van het IBM heeft de militair die wegens ziekte verhinderd is dienst te verrichten, zodra die verhindering twaalf maanden heeft geduurd, aanspraak op 70% van de inkomsten waarop hij aanspraak zou hebben, indien die verhindering tot dienstverrichting niet zou zijn ingetreden.
Op grond van het vierde lid, aanhef en onder a, van dit artikel heeft de militair ook na afloop van de termijn van twaalf maanden aanspraak op volledige inkomsten, indien de ziekte waardoor de verhindering tot dienstverrichting is ontstaan in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de opgedragen werkzaamheden of diensten of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moeten worden verricht en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid zijn te wijten.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak [2] van de hoogste bestuursrechter in (militaire) ambtenarenzaken moeten bij de toepassing van een regeling als in deze zaak eerst de in het werk of de werkomstandigheden gelegen bijzondere factoren worden geobjectiveerd, die de arbeidsongeschiktheid zouden hebben veroorzaakt. Naarmate de ziekte meer van psychische aard is, zal in meerdere mate sprake moeten zijn van factoren die in verhouding tot dat werk of die werkomstandigheden – objectief bezien – een buitensporig karakter dragen. De beoordeling hiervan vergt een juridische kwalificatie van de zich voordoende feiten. Het ligt daarbij op de weg van de ambtenaar om voldoende feiten aan te dragen ter onderbouwing van zijn stelling dat van dergelijke omstandigheden sprake is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1.
Het is aan eiseres om aan te tonen dat voorafgaand aan haar uitval, sprake was van werkzaamheden met een buitensporig karakter. Later opgetreden omstandigheden kunnen niet bij deze beoordeling worden betrokken.
5.2.
Bij brief van 14 oktober 2019 heeft de commandant Bijzondere Medische Beoordelingen verweerder geadviseerd dat de ziekte van eiseres niet in overwegende mate haar oorzaak in de aard van de haar opgedragen arbeid of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, vindt. Eiseres is het niet eens met dit advies, maar heeft niet met een rapport van een deskundige onderbouwd dat dit advies onjuist zou zijn. Anders dan eiseres stelt, blijkt uit de door haar in bezwaar en beroep overgelegde stukken niet dat haar klachten waardoor zij is uitgevallen, in overwegende mate hun oorzaak vinden in haar werkomstandigheden. Uit de stukken van haar behandelaars en de bedrijfsarts blijkt dat het ziekteverzuim van eiseres ook met andere redenen, zoals persoonlijke kenmerken en levensfaseproblematiek, verband houdt. Hoewel er uit de stukken indicaties zijn te vinden dat de werkdruk/bezetting op het bureau [naam bureau] soms te wensen overliet, kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer worden gezegd dat sprake was van werkomstandigheden waaronder elke ambtenaar in de situatie van eiseres, onder dezelfde werkomstandigheden ziek zou zijn geworden ongeacht persoonlijke factoren en belevenis.
5.3.
Dat verweerder heeft erkend dat er meer mensen zich 24 uur per dag en ook in het weekend beschikbaar voor het werk houden, is gezien het vorenstaande onvoldoende voor het oordeel dat van excessieve werkomstandigheden als bedoeld in voornoemde jurisprudentie sprake was. Dit geldt ook met betrekking tot het feit dat het bureau [naam bureau] in 2020 met personeel is uitgebreid. Verweerder heeft voldoende uitgelegd dat deze uitbreiding niet door (structurele) onderbezetting of een verkeerde inrichting van het bureau [naam bureau] ten tijde van de functievervulling van eiseres plaatsvond, en de rechtbank ziet geen reden om verweerder hierin niet te volgen. Verweerder heeft aangegeven dat de werkdruk piek- en dal periodes kent en dat eiseres niet voor een goede balans bij het delegeren van taken en werk-privé heeft gezorgd. Eiseres heeft dit niet weerlegd.
Conclusie
6. De conclusie is dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar ziekte in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan haar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht. Verweerder heeft terecht in overeenstemming met artikel 17, eerste lid, van het IBM de bezoldiging van eiseres na een jaar ziekte bepaald op 70% van de laatstgenoten bezoldiging en heeft voldoende gemotiveerd waarom geen aanleiding is om de uitzonderingsregeling van het vierde lid van dit artikel toe te passen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.J. Roks, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 17 van het Inkomstenbesluit militairen (IBM).
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 29 juli 2022 (ECLI:NL:CRVB:2021:1870).