ECLI:NL:RBDHA:2022:9853

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
C/09/621827 / JE RK 21-2887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing wijziging zorgregeling in complexe echtscheidingszaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 september 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen, die al geruime tijd bij hun vader en stiefmoeder verblijven, vertonen veel weerstand tegen contact met hun moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de kinderen nog steeds aanwezig zijn, mede door de complexe echtscheidingsproblematiek tussen de ouders. De moeder heeft verzocht om wijziging van de zorgregeling, maar de kinderrechter oordeelt dat zij niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De kinderrechter benadrukt het belang van contactherstel, maar stelt ook dat niet alle middelen daartoe zijn uitgeput. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 9 februari 2023, en heeft het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling afgewezen. De kinderrechter roept de moeder op om samen te werken met de jeugdbeschermer om contactherstel te bewerkstelligen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/621827 / JE RK 21-2887
Datum uitspraak: 13 september 2022

Beschikking van de kinderrechter

I. Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
II. Afwijzing verzoek tot wijziging zorgregeling (ex art. 1:265g lid 2 BW)
in de zaak naar aanleiding van het op 6 december 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
-
[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2011 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw 1]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
bijgestaan door advocaat: mr. M. de Bluts te Zoetermeer,

[de man 1]

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw 2]
hierna te noemen: de stiefmoeder,
beiden wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Bij beschikking van 28 juli 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 9 augustus 2022 tot 15 september 2022 en is voor dezelfde duur machtiging verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 28 juli 2022;
- de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling d.d. 5 juli 2022;
- het verweerschrift tevens inhoudende zelfstandige verzoek van de moeder d.d. 13 juli 2022;
- de brief van de stiefmoeder d.d. 7 september 2022.
Op 13 september 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader.
De stiefmoeder heeft de kinderrechter voorafgaand aan de zitting kenbaar gemaakt dat zij niet ter zitting zal verschijnen.
Voorafgaand aan de zitting zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] afzonderlijk van elkaar door de kinderrechter gehoord.

Verzoek en verweer

Het aangehouden deel van het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van ongeveer vijf maanden, te weten tot 9 februari 2023, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De afgelopen twee jaar heeft de gecertificeerde instelling ingezet op contactherstel tussen de moeder en de kinderen. De gecertificeerde instelling vindt het belangrijk dat er contact is tussen de moeder en de kinderen, maar geeft wel aan dat dit op een veilige wijze gerealiseerd moet worden. Het lukt de gecertificeerde instelling niet – om samen met de betrokken hulpverleners – tot een plan van aanpak te komen in het contactherstel. Beide kinderen geven aan geen contact met de moeder te willen, vanwege de nare ervaringen die zij in het verleden hebben gehad. Hoewel de kinderen individuele hulpverlening hebben afgerond, staan zij er niet voor open om contact met de moeder te leggen. Zij stellen voorwaarden aan dit contact en geven aan dat de moeder hier niet aan voldoet. Volgens de gecertificeerde instelling hebben de kinderen het nodig dat de moeder kan reflecteren op haar eigen handelen en haar emoties kan reguleren. Tot op heden is de moeder daartoe niet in staat gebleken. Dit resulteert in veel strijd met de gecertificeerde instelling, waardoor niet gewerkt kan worden aan het tot stand brengen van contactherstel. Het is belangrijk dat de moeder gaat inzien wat de kinderen nodig hebben, namelijk erkenning van de gebeurtenissen uit het verleden. De komende tijd moet bezien worden of er nog andere mogelijkheden zijn om het contactherstel te bewerkstelligen, eventueel door middel van het Wilmahuis. Daarvoor is de inzet van de jeugdbeschermer nog noodzakelijk. Ook moeten de kinderen de komende tijd bij de vader en de stiefmoeder blijven. Zij ontwikkelen zich daar goed en beide kinderen doen het goed op school. De advocaat van de moeder heeft in het verweerschrift geopperd een bijzondere curator te benoemen. De gecertificeerde instelling vreest dat dit geen toegevoegde waarde heeft, omdat de strijd dan verplaatst naar de bijzondere curator. De gecertificeerde instelling refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter voor wat betreft de benoeming van de bijzondere curator.
De moeder heeft zich, mede bij monde van haar advocaat, gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing. Daarbij geeft de moeder wel aan dat er de afgelopen zes maanden onvoldoende stappen zijn ondernomen om het contactherstel te bewerkstelligen. Volgens de moeder is dat te wijten aan de vader en de stiefmoeder, die niet willen dat de kinderen contact met haar hebben. Er wordt druk uitgeoefend op de loyaliteitsgevoelens van de kinderen en zij zijn niet bij machte om daar weerstand tegen te bieden. De kinderen hebben recht op contact met beide ouders. De moeder benadrukt daarnaast dat zij de kinderen nooit heeft mishandeld. De moeder vindt het verschrikkelijk dat zij al zo lang geen contact heeft met de kinderen en vraagt zich af of dit niet door een neutrale instantie georganiseerd kan worden. Om ervoor te zorgen dat daadwerkelijk wordt ingezet op contactherstel verzoekt de moeder bij wege van zelfstandig verzoek om het vaststellen van een omgangsregeling, in die zin dat de kinderen eenmaal per week bij de moeder op bezoek gaan of een zodanige beslissing te nemen als de kinderrechter juist acht. De kinderrechter houdt (de advocaat van) de moeder voor dat er een regeling is getroffen bij beschikking van 20 juli 2020 en vraagt wat er nadien gewijzigd is. Bij beschikking van 20 juli 2020 heeft de kinderrechter bepaald dat er begeleide omgang moet zijn. Inmiddels is er twee jaar verstreken en is de (begeleide) omgang nog steeds niet tot stand gekomen. Daarom verzoekt de moeder om een concrete regeling vast te stellen.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. De vader heeft naar voren gebracht dat hij en de stiefmoeder de kinderen stimuleren tot contact met de moeder. Hij wil alleen wel dat het contact op een veilige manier gerealiseerd wordt. De gecertificeerde instelling probeert dat al enige tijd van de grond te krijgen, maar de moeder werkt daar niet aan mee. De vader kan zich verder vinden in het standpunt van de gecertificeerde instelling.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Verder is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, BW genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De zorgen over de kinderen zijn nog onverminderd aanwezig. De kinderen hebben een belaste geschiedenis, waarbij er sprake is van complexe echtscheidingsproblematiek tussen de vader en de moeder. De kinderen verblijven inmiddels al geruime tijd bij de vader en de stiefmoeder en tonen veel weerstand tegen contact met de moeder. Inmiddels hebben de kinderen wel individuele hulpverlening afgerond. Dit heeft echter niet geleid tot ruimte voor contactherstel met de moeder. De kinderrechter benadrukt het belang van contact met beide ouders voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen. Daarbij overweegt de kinderrechter dat nog niet alle middelen tot contactherstel zijn uitgeput. De komende periode moet wederom getracht worden het contactherstel te bewerkstelligen, eventueel door het inschakelen van een neutrale organisatie als het Wilmahuis. Het is van belang dat de jeugdbeschermer, de vader en de stiefmoeder de kinderen stimuleren tot contact met de moeder. Aan de andere kant is het belangrijk dat de moeder gaat samenwerken met de jeugdbeschermer. De kinderrechter hoopt dat de kinderen de komende periode de ruimte gaan voelen om stapsgewijs te werken aan contactherstel. De kinderrechter acht het – gelet op de onderlinge verstandhouding van de vader en de moeder – noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij de kinderen betrokken blijft. Verder is het noodzakelijk dat de kinderen bij de vader en de stiefmoeder blijven wonen, waar zij een veilige en stabiele basis hebben en aan hun ontwikkeling toekomen. De kinderrechter wijst het verzoek van de gecertificeerde instelling, waartegen geen verweer is gevoerd, toe als verzocht.
Daarnaast heeft de moeder verzocht tot het vastleggen van een omgangsregeling. De kinderrechter begrijpt het verzoek zo dat wordt verzocht de bij beschikking van 20 juli 2020 – met wijziging van de door de rechtbank bij beschikking van 10 april 2015 vastgestelde regeling - vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedtaken te wijzigen op grond van artikel 1:265g, tweede lid, BW. De kinderrechter moet oordelen of de omstandigheden gewijzigd zijn ten opzichte van de eerdere beschikking. De kinderrechter oordeelt dat de moeder niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Hoewel het nog steeds niet is gelukt om het contactherstel te realiseren, is hier de afgelopen twee jaar wel op ingezet. De kinderrechter begrijpt het verlangen van de moeder tot contact met de kinderen en benadrukt dat daar de komende periode wederom aan gewerkt moet worden. Het is de komende periode van doorslaggevend belang dat de moeder zich inzet voor de hulpverlening en samenwerkt met de jeugdbeschermer.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 15 september 2022 tot 9 februari 2023 met behoud van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag van 15 september 2022 tot 9 februari 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
en
wijst af het verzoek van de moeder tot het wijzigen van de zorgregeling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2022 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.