3.5.Bewijsoverwegingen
Feit 1, eerste cumulatief/alternatief
Wettelijk kader
Bij verleiding in de zin van artikel 248a Sr gaat het om het door giften of beloften van geld of goed, misbruik uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding opzettelijk bewegen van een ander, waarvan de verdachte weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat hij of zij minderjarig is, tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
Ontuchtige handelingen
[persoon 1] en [slachtoffer] hebben beiden verklaard dat [slachtoffer] seks heeft gehad met de verdachte. [slachtoffer] heeft verklaard dat dat is gebeurd op 3 september 2019. [slachtoffer] was op dat moment 17 jaar oud en dus minderjarig.
Betrouwbaarheid [slachtoffer] en [persoon 1]
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de verklaringen van [slachtoffer] en [persoon 1] onbetrouwbaar zijn en niet kunnen bijdragen aan een bewezenverklaring, omdat de verklaringen van [slachtoffer] en [persoon 1] op bepaalde onderdelen inconsistent zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer om de volgende redenen.
[persoon 1] heeft verklaard dat de verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] nadat zij, [persoon 1] , daarvoor seks met [slachtoffer] had gehad. Nadat [persoon 1] een verklaring had afgelegd, is [slachtoffer] bij de politie gehoord. Ook [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard seks te hebben gehad met, eerst [persoon 1] en daarna, de verdachte. [slachtoffer] wenste geen aangifte te doen en heeft enkel en alleen een verklaring afgelegd omdat de politie dat aan haar vroeg. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] in eerste instantie aangegeven niet over de seksuele handelingen die tussen haar, [persoon 1] en de verdachte hadden plaatsgevonden te willen praten. Als zij daar toch over moet verklaren, doet zij dat uiteindelijk gedetailleerd. De rechtbank ziet in de terughoudend te willen verklaren geen aanleiding om aan de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen, integendeel.
De raadvrouw heeft voorts gewezen op de verschillen in de verklaringen van [slachtoffer] . De rechtbank overweegt dat zij over de seksuele handelingen die met [persoon 1] en de verdachte hebben plaatsgevonden niet wisselend heeft verklaard, maar enkel een meer gedetailleerde verklaring bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Ten aanzien van eventuele verschillen in haar verklaringen overweegt de rechtbank dat deze zien op andere feitelijkheden of omstandigheden die niet zien op de kern van de verdenking, zoals bijvoorbeeld over het aantal keren dat zij bij de verdachte thuis is geweest of hoeveel geld de verdachte haar precies had betaald, of wanneer zij met hem naar de kapper is geweest. Die verschillen doen geen afbreuk aan haar betrouwbaarheid, temeer niet nu er een behoorlijk tijdsverloop is tussen beide verklaringen.
Opzettelijk bewegen
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat de verdachte door beloften van geld en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer] opzettelijk heeft bewogen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
De rechtbank stelt voorop dat het bestanddeel ‘bewegen tot’ in de zin van artikel 248a Sr door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1013) als volgt wordt uitgelegd: “Van het in deze bepaling door het bestanddeel ‘beweegt’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.”
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van ‘bewegen tot’ omdat voldoende aannemelijk is dat [slachtoffer]
medeonder invloed van beloften van geld en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht is overgegaan tot het hebben van seks met de verdachte, oftewel het dulden van de ontuchtige handelingen. Uit de verklaringen van [slachtoffer] volgt onmiskenbaar dat zij door de beloften van geld naar de woning van de verdachte is gegaan en dat zij wist dat zij meer geld zou krijgen als zij ontuchtige handelingen met de verdachte zou plegen. De verdachte postte met grote regelmaat berichten op zijn sociale media accounts met foto’s van geld, telefoons, drank en heliumflessen en met teksten als: ‘Kies uit welke je kadootje wil en kom het halen’, ‘Wie komt ballonnen doen’, ‘Wie wil dit paasweekend verwend worden met 5 barkie zakgeld?’ en ‘Wie komt deze weekend chillen?? 500 euro zakgeld’. [slachtoffer] was toen zeventien jaar oud en de verdachte was zevenenveertig jaar oud. Een dergelijk leeftijdsverschil brengt uit de aard al mee dat er sprake is van een situatie van overwicht van de verdachte op de minderjarige. Daarnaast wist de verdachte dat [slachtoffer] in een jeugdinstelling verbleef, hij kwam haar daar vaker ophalen, en dat zij geen goed contact had met haar ouders en daarom kwetsbaar was. De verdachte heeft verklaard met [slachtoffer] over haar problemen te hebben gesproken. Ook heeft hij [slachtoffer] alcohol en lachgas laten gebruiken. De verdachte heeft hiermee de keuzevrijheid van [slachtoffer] beïnvloed en beperkt. [slachtoffer] heeft ook zelf verklaard dat zij onder normale omstandigheden geen seks met de verdachte zou hebben gehad.
Verdachtes verklaring dat zijn berichten op de sociale media alleen zagen op het zoeken naar mensen voor schoonmaakklusjes en katvangpraktijken, acht de rechtbank onaannemelijk. De op de telefoon van de verdachte aangetroffen berichten en foto’s ondersteunen dat er voor het ‘chillen’ in zijn woning geld in het vooruitzicht werd gesteld en dat hij in zijn woning drank en lachgas voorhanden had. De verdachte beschrijft in een chatgesprek op zijn telefoon dat hij met ‘chillen’ ook iets seksueel bedoelt, omdat hij anders geen honderden euro’s aan zakgeld aan de meiden zou geven. Ook [persoon 1] verklaart dat zij zakgeld kreeg als zij de hele nacht bij de verdachte bleef. De verdachte heeft bovendien bekend dat [slachtoffer] en [persoon 1] bij hem hebben geslapen en dat hij geld aan [slachtoffer] heeft gegeven. Dat dit geld voor schoonmaakklusjes of katvangpraktijken zou zijn, volgt niet uit de verklaringen van [slachtoffer] of anderszins uit het dossier.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde omstandigheden volgt dat [slachtoffer] door de verdachte is bewogen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
Wist of redelijkerwijs moest vermoeden
De rechtbank acht verder bewezen dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt op het moment dat hij seks met haar had. De verdachte wist dat [slachtoffer] op school zat. Bovendien wist de verdachte dat [slachtoffer] thuis problemen had en dat zij door die problemen niet bij haar ouders woonde, maar in de [jeugdinstelling] verbleef. De verdachte heeft [slachtoffer] ook meermalen bij [jeugdinstelling] opgehaald. Gelet op deze omstandigheden had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat [slachtoffer] nog geen 18 jaar oud was. Dat [slachtoffer] bij verdachtes neef in de klas zat die toen 18 jaar oud was, zoals de verdachte heeft verklaard, maakt dit niet anders. Het is algemeen bekend dat de leeftijden van leerlingen in een klas kunnen verschillen. In een dergelijk geval mag van de verdachte worden verwacht dat hij de juiste zorgvuldigheid betracht en de meerderjarigheid van [slachtoffer] controleert. Dat heeft hij niet gedaan.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit, de verleiding, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft door de beloften van geld en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht de minderjarige [slachtoffer] bewogen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De ontuchtige handelingen hebben bestaan uit het penetreren van de vagina van [slachtoffer] .
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] dat de verdachte een blikje tegen haar hoofd heeft gegooid, haar met een vuist in het gezicht heeft geslagen, een mes heeft getoond en tegen haar heeft gezegd ‘ik ga je steken’, vindt steun in de Whatsapp-berichten die de vriendin van aangeefster, die bij het voorval aanwezig was, die avond aan de verdachte heeft gestuurd. Zij schrijft immers dat de verdachte niet had moeten slaan en ook geen mes had moeten pakken. Uit de aangifte volgt dat het handelen van de verdachte pijn heeft veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend zijn bewezen.