Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Eisers primaire standpunt is in wezen een betwisting van de rechtmatigheid van dat overdrachtsbesluit. Dit ligt echter in deze bewaringsprocedure niet voor. Bij brief van
25 augustus 2021 heeft verweerder de termijn voor overdracht verlengd met 18 maanden, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Verder blijkt uit de verklaringen van eiser, en ook overigens, niet dat hij sindsdien het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten. Gelet op deze omstandigheden waren er op het moment van inbewaringstelling
– in tegenstelling tot wat eiser betoogt – concrete aanknopingspunten dat eiser onder de werking van de Dublinverordening zou kunnen vallen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
12 september 2022. Verweerder heeft daarbij ter zitting toegelicht dat mocht Polen de
verantwoordelijkheid afwijzen, afhankelijk van de reden daarvoor mogelijk alsnog op overdracht aan Frankrijk wordt ingezet. Verder is onbestreden dat eiser in Nederland na zijn aanvraag op 29 juni 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en daarna naar Duitsland en Polen is gereisd, voordat hij zich op 4 augustus 2022 weer in Nederland heeft gemeld. Onder deze omstandigheden zijn er naar het oordeel van de rechtbank ook thans nog concrete aanknopingspunten dat eiser onder de Dublinverordening zou kunnen vallen. In de verwijzing van eiser naar de brief van 17 maart 2022 ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat, voor zover van belang, er thans geen restricties zijn in het doen van claimverzoeken gericht aan Polen en dat er twee overdrachten aan Polen gepland zijn op 7 en 13 september 2022, zodat de brief van 17 maart 2022 in zoverre achterhaald is. Dit is niet nader onderbouwd, maar wat hier ook verder van zij, is de rechtbank van oordeel dat dit een tijdelijk overdrachtsbeletsel betreft. Hieruit kan in ieder geval in deze zaak niet worden afgeleid dat er op dit moment hoe dan ook geen zicht op overdracht bestaat binnen de maximale termijn van de bewaring, te minder nu nog niet zeker is of Polen wel de verantwoordelijke lidstaat is. Deze beroepsgrond slaagt daarom evenmin.
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
D.K. Bloemers, griffier.