ECLI:NL:RBDHA:2022:9720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
NL22.18088
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Zuid-Soedanese nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 26 juli 2022 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 19 september 2022 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek dat aan de eerdere uitspraak ten grondslag lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vraag nu is of de maatregel van bewaring sinds dat moment nog steeds rechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder moet volstaan met een lichter middel, omdat hij akkoord is met zijn overdracht naar België en er geen gevaar voor onttrekking aan het toezicht zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het risico op onttrekking niet is komen te vervallen, ondanks eisers stelling.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gronden voor de maatregel van bewaring nog steeds van toepassing zijn en dat verweerder terecht niet heeft volstaan met een lichter middel. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18088

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 26 juli 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 19 september 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1992 en de Zuid-Soedanese nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 augustus 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8075, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder moet volstaan met een lichter middel. De inbewaringstelling valt eiser heel zwaar. Op 19 september 2022 staat een overdracht aan België gepland. Er bestaat volgens eiser geen gevaar voor onttrekking aan het toezicht aangezien hij zelf reeds akkoord is met zijn overdracht.
5. De beroepsgrond dat verweerder moet volstaan met het opleggen van een lichter middel, slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat het in de eerste procedure door de rechtbank vastgestelde significante risico op onttrekking niet zonder meer is komen te vervallen door eisers stelling dat hij akkoord is met zijn overdracht. Daarbij is van belang dat eiser in het vertrekgesprek van 8 september 2022, nadat hem werd gevraagd of hij zijn medewerking gaat verlenen aan een overdracht, heeft aangegeven dat hij niet veel problemen met het land (België) zelf heeft maar met de medische zorg die erg slecht is georganiseerd. Om die reden wil hij liever in Nederland blijven daar hij klachten heeft aan zijn organen en knie. Daaruit blijkt geen volledige medewerking, nu eiser nog steeds de wens uit om in Nederland te blijven.
6. Nu namens eiser niet succesvol wordt onderbouwd dat niet langer sprake is van een significant risico op onttrekking, kan nog steeds worden uitgegaan van de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd en de motivering hiervan door verweerder. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht niet volstaan met het opleggen van een lichter middel.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.